Dwang bij onverhoedse handelingen

Geplaatst op: 16 januari 2014

Uit HR 16 november 2004, LJN AR3040, NJ 2005/20 volgt dat van dwang sprake kan zijn als het onverhoedse karakter van het handelen van verdachte maakt dat het slachtoffer daardoor overvallen wordt en tijdig verzet voorkomen wordt.
En voorts volgt dit uit  HR 14 december 2010, LJN BO2603 waar het ging om handelingen van een werkgever jegens zijn werkneemster, waaronder een tongzoen en het knijpen in de borsten, die onverhoeds plaatsvonden waardoor de werkneemster zich niet tijdig kon verzetten. De Hoge Raad heeft deze zaak met art. 81 RO afgedaan
Het overvalkarakter van het ontuchtige handelen levert dan de geëiste dwang op.

Lees meer >


Afhankelijkheidsrelatie alleen is onvoldoende voor dwang door een andere feitelijkheid

Geplaatst op: 16 januari 2014

In HR 2 december 2003, LJN AJ1188, NJ 2004/78, waarin art. 242 Sr (verkrachting) primair tenlaste was gelegd, is bepaald dat het enkele bestaan van een afhankelijkheidsrelatie en het daarmee verband houdende overwicht van de verdachte onvoldoende is om te kunnen spreken van dwang door een andere feitelijkheid. Voor een veroordeling ter zake van art. 242 Sr is vereist dat komt vast te staan dat het slachtoffer binnen die afhankelijkheidsrelatie door bepaalde gedragingen van de verdachte waardoor een bedreigende sfeer is ontstaan, is gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan.


Wanneer is er sprake van ontuchtige handelingen?

Geplaatst op: 16 januari 2014

In veel zedenzaken is het de vraag of er door de verdachte ook ontuchtige handelingen zijn gepleegd. Zeker wanneer het hier gaat om handelingen die niet per definitie van seksuele aard zijn, kan hier goed verweer op worden gevoerd. De rechter moet dan vaststellen of de handelingen daadwerkelijk als ontuchtige handelingen zijn aan te merken.

Lees meer >


Zoenen van een politieagente niet ontuchtig

Geplaatst op: 17 december 2013

Onder omstandigheden kan het onverhoeds zoenen van een ander op de mond als ontuchtig worden aangemerkt. Dit is echter afhankelijk van de omstandigheden van het geval, en ook de beweegredenen van de verdachte. In casu ging het om een politieagente die door een haar ambtshalve bekend persoon werd gezoen tijdens het uitgaan. Het hof ‘s-Hertogenbosch heeft bij uitspraak van 8 november 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BO4155 de verdachte vrijgesproken omdat de zoen niet als een expliciete seksuele intentie werd ervaren.

Lees meer >


Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik

Geplaatst op: 15 december 2013

Het Openbaar Ministerie heeft een aanwijzing gemaakt die als leidraad dient voor de opsporing en vervolging van zaken van seksueel misbruik. De aanwijzing bevat regels met betrekking tot de opsporing en vervolging van seksueel misbruik waarbij aangever en verdachte elkaar al dan niet kennen. De aanwijzing is zowel  van toepassing op seksueel misbruik in de relationele sfeer (verkrachting, ontucht met misbruik van gezag, etc), maar ook seksueel misbruik waarbij aangever en dader elkaar niet kennen. De aanwijzing opsporing en vervolging van seksueel misbruik is in lijn met de bepalingen van het Verdrag van Lanzarote inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik.

Lees meer >


Grooming met lokagent niet strafbaar

Geplaatst op: 15 december 2013

Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat hij aan het chatten was met een minderjarig meisje, terwijl hij in werkelijkheid in de val werkt gelokt door een meerderjarige politieagent. Dit heeft echter tot gevolg dat het gedeelte in de tentelastelegging “Een ontmoeting met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met een minderjarige” ondanks de (moreel verwerpelijke) intenties en gedragingen van verdachte, niet bewezen kan worden, nu de ontmoeting zou plaatsvinden met een meerderjarige politieagent. De uitspraak is gedaan door de rechtbank ’s Gravenhage, op 14 september 2012 (ECLI:NL:RBSGR:2012:BX8188).

Lees meer >


Vrijspraak grooming nu wetenschap leeftijd niet bewezen kon worden

Geplaatst op: 14 december 2013

Voor een veroordeling wegens grooming is het van belang dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer jonger dan 16 jaar was. De bekendheid met de leeftijd kan bewezen worden via de bewijsconstructie van het voorwaardelijk opzet. Voldoende is dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat het slachtoffer jonger dan 16 jaar zou zijn. In sommige gevallen is het zo dat het slachtoffer opzettelijk een oudere leeftijd vermeld in de contacten met de verdachte. Als dat zo is, kan niet worden gezegd dat verdachte bekend had kunnen zijn met de jongere leeftijd, tenzij zich feiten of omstandigheden voordoen die maken dat de verdachte wel bekend had kunnen zijn met de jongere leeftijd.

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden