Trein is geen voor het openbaar verkeer bestemde plaats idzv artikel 239 Sr

Geplaatst op: 30 oktober 2024

Een trein kan volgens de wetsgeschiedenis niet worden beschouwd als een (openbare) plaats kan worden beschouwd.

Dit volgt uit de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 14 mei 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1863:

Lees meer >


Criterium afbeelding van seksuele gedraging

Geplaatst op: 16 oktober 2024

Soms is het in discussie of bepaalde foto’s of video’s aangemerkt kunnen worden als een afbeelding van seksuele gedraging als bedoeld in artikel 240b Sr. In de conclusie van de A-G bij HR 7 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO6446 is dit uitgewerkt.

Vaak zien we een indeling in categorien:

1. weergave van strafbaar gestelde gedragingen;

2. seksuele gedragingen waarbij uitsluitend de jeugdige is betrokken;

3. seksuele gedragingen waarbij de jeugdige een uitdagende houding aanneemt;

4. gedragingen waarbij de onnatuurlijke ambiance aan de afbeelding van een geheel of gedeeltelijk naakte jeugdige een voor deze schadelijke seksuele connotatie geeft (waarbij de context en het karakter van de afbeelding in ogenschouw is genomen).

Lees meer >


Wanneer is er sprake van wederrechtelijk binnendringen?

Geplaatst op: 20 juni 2024

Ook het met de vingers komen tussen de schaamlippen van een vrouw wordt als seksueel binnendringen aangemerkt. Dit volgt uit o.a. een arrest van de Hoge Raad van 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6910..

Lees meer >


Wanneer poging tot grooming strafbaar?

Geplaatst op: 12 juni 2024

Ingevolge art. 45, eerste lid, Sr is een poging tot een misdrijf strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van de uitvoering heeft geopenbaard. In de huidige jurisprudentie wordt hieromtrent het criterium gebezigd dat de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Wanneer feitelijk sprake is of kan zijn van een ‘begin van uitvoering’ wordt bepaald door de delictsomschrijving van het misdrijf zelf. Per delict dient derhalve te worden vastgesteld wat de karakteristieke handelingen zijn die naar hun uiterlijke verschijningsvorm voldoende zijn om een begin van uitvoering aan te kunnen nemen.

Voor voltooiing van het delict “grooming” is meer nodig dan alleen een seksuele inhoud van de (woordelijke) communicatie en de enkele uitnodiging tot een ontmoeting in persoon. Er moet aanvullend door de verdachte enige handeling worden verricht, gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting met het kind. Het verschil tussen grooming en verleiding in dit opzicht is dat voor grooming niet is vereist dat de voorgestelde seksuele handeling daadwerkelijk is gevolgd, noch dat daartoe een begin van uitvoering is gemaakt. Indien zo’n handeling wel is gevolgd (of daarvan een begin van uitvoering is gemaakt) kan sprake zijn van een eendaadse samenloop met verleiding als bedoeld in art. 248a Sr.

Inzake grooming volgt uit de wetsgeschiedenis dat het artikel bescherming tracht te bieden tegen het in de digitale wereld vatbaar maken van kinderen voor misbruik in de fysieke wereld. De wetgever heeft daarbij expliciet aangegeven dat voor de strafbaarheid (en handhaving) van grooming meer nodig is dan uitsluitend het op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Derhalve zal ook voor een pogingsvariant van grooming moeten blijken dat het voornemen van de dader er naar uiterlijke verschijningsvorm op was gericht het kind in de digitale wereld vatbaar te maken voor misbruik in de fysieke wereld. Met andere woorden: dat het zijn voornemen was om het kind daadwerkelijk te ontmoeten met het oogmerk om ontuchtige handelingen te verrichten of door het kind te laten dulden, terwijl er – bijvoorbeeld – onduidelijkheden over die ontmoeting waren en/of geen of nog slechts vage handelingen ten aanzien van die ontmoeting zijn ondernomen. De grens tussen een voltooide grooming en een poging tot grooming is erg dun. Indien uit de communicatie tussen de dader en het kind echter blijkt dat over seksuele zaken wordt gesproken, maar nergens uit blijkt dat de dader het voornemen had het kind ook te ontmoeten, zal geen sprake kunnen zijn van een strafbare poging tot grooming (zie ook ECLI:NL:PHR:2019:848)

Lees meer >


Geen straf bij seksueel handelingen tussen broer en zus in kindertijd

Geplaatst op: 27 mei 2024

In de uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant, van 22 mei 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3296 speelde iets bijzonders. De rechtbank heeft wel bewezen dat de broer seksuele handelingen bij de zus heeft verricht, maar heeft daarvoor geen straf opgelegd. Reden hiervoor was:

  • dat de seksuele handelingen plaatsvonden binnen een streng gereformeerd gezin.. Deze gezinssituatie was – zoals in het dossier uitvoerig is beschreven – zeer beklemmend. De reclassering beschrijft in haar advies van 7 juni 2023 dat er sprake was van een onveilige opvoedsituatie waarin geweld plaatsvond en er beperkt tot geen ruimte was voor persoonlijke ontwikkeling en/of eigenheid. Daardoor was sprake van een achterstand in mentale, sociaal emotionele en seksuele ontwikkeling. Verdachte heeft hulp gehad bij de instelling De Hoop om zijn leven op orde te krijgen.
  • Er was sprake van een gering leeftijdsverschil van tweeëneenhalf jaar tussen verdachte en aangeefster. Beiden waren minderjarig. De rechtbank neemt aan dat zij toentertijd in een vergelijkebare fase van hun seksuele ontwikkeling verkeerden.
  • Ook is er sprake van een enorm tijdsverloop sinds de feiten zijn gepleegd.
  • Er was instemming van aangeefster

De vraag is, gelet op voornoemde omstandigheden, welk strafdoel nu nog wordt gediend met het opleggen van een straf of maatregel. Verdachte heeft inmiddels hulp gehad bij De Hoop en nergens blijkt uit dat van een kans op recidive sprake is. Een strafrechtelijke reactie op het handelen van verdachte zou vanuit een oogpunt van vergelding wellicht aan de orde kunnen zijn. Dat is echter niet het primaire strafdoel in het jeugdstrafrecht. Gelet op de jeugdige leeftijd die verdachte ten tijde van het plegen van het feit had, de opvoedsituatie waarin verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan, het strafblad van verdachte, en de schuldbewustheid die er bij verdachte is en het tijdsverloop, zal de rechtbank volstaan met een bewezenverklaring en niet overgaan tot het opleggen van een straf of maatregel.

Lees meer >


Verdachte had computer met kinderporno erop gekocht van kennis na aanmaakdatum bestanden

Geplaatst op: 22 mei 2024

Uiteindelijk moet steeds worden vastgesteld dat een verdachte zelf de kinderporno heeft gedownload en op de computer heeft gezet. Een verweer dat een verdachte de computer had gekocht van een kennis en dat hij niet wist van de aanwezigheid van kinderporno op die computer kan onder omstandigheden slagen.

Steeds is de vraag

  • op welke datum de kinderpornografische afbeeldingen op de computer zijn gekomen
  • wie daarmee dan bezig is of kan zijn geweest
  • op welke datum de computer dan is gekocht

Lees meer >


Onvoldoende bewijs voor verkrachting binnen relatie

Geplaatst op: 02 april 2024

Een ex-partner deed aangifte van verkrachting. Het bewijs was minimaal en bestond uit wat meldingen over geweldsincidenten binnen de relatie, een verklaring van getuigen over wat ze van aangeefster hadden gehoord en een Whatsapp-confrontatie waarop de verdachte reageerde ‘Ok, dan ben ik de bad-guy’. De rechtbank Zeeland West-Brabant vond dit duidelijk onvoldoende bewijs en sprak de verdachte vrij (Rb Zeeland, West-Brabant, 23 maart 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1852):

Lees meer >


Alcoholgebruik leidt niet per definitie tot verminderd bewustzijn

Geplaatst op: 30 januari 2024

Als een aangever / aangeefster alcohol heeft gebruikt, leidt dat niet per definitie tot de vaststelling dat die persoon ook in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Kernvragen zijn steeds:

  • Of een aangeefster door het alcoholgebruik sprake was van een verminderd bewustzijn
  • of zij daardoor ook niet of onvoldoende in staat was om haar wil kenbaar te maken
  • en of de verdachte bekend was met dat verminderde bewustzijn.

In een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1976 speelde deze vragen ook. Het bewijs strandde al bij de eerste vraag. Enkel op basis van het alcoholgebruik kon niet worden vastgesteld dat er sprake was van een verminderd bewustzijn.

Lees meer >


Steunbewijs onvoldoende zwaarwegend en te ver verwijderd verband

Geplaatst op: 11 december 2023

Verklaringen en berichten die moeten dienen als steunbewijs, moeten wel voldoende zwaarwegend zijn om echt als steunbewijs te overtuigen. Enkel het zien van wat afwijkend, emotioneel gedrag bij een slachtoffer of een verdachte, is vaak onvoldoende. Daarop gerichte verklaringen en appberichten zijn onvoldoende zwaarwegend en staan in een te ver verwijderd verband tot de verklaringen van de aangeefster om als steunbewijs te overtuigen (Rb Rotterdam, 4 december 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:11588).

Lees meer >


Affectieve relatie met een minderjarige hoeft niet strafbaar te zijn

Geplaatst op: 21 november 2023

Ontucht met een minderjarige is strafbaar gesteld in de wet (o.a. art. 245 en 247 Sr). Evenwel is het niet altijd strafbaar om seks te hebben met een minderjarige. Als uitgangspunt geldt is de jurisprudentie dat het niet strafbaar is wanneer twee minderjarige met elkaar seks hebben indien

  • er sprake is van een beperkt leeftijdsverschil
  • het seksueel contact plaatsvindt binnen het kader van een affectieve relatie
  • het met instemming plaatsvindt
  • de relatie als gelijkwaardig kan worden gezien

Het komt immers heel vaak voor dat ook jongeren onderling met elkaar seks hebben, ook als iemand nog geen 16 jaar oud is. Heel soms komt het ook voor dat het leeftijdsverschil groter is. Bijvoorbeeld een volwassene die een seksuele relatie heeft gehad met een minderjarige. Ook dat hoeft niet altijd strafbaar te zijn, zo zien we in de jurisprudentie.

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden