Beoordeling betrouwbaarheid aangifte zedendelict
Geplaatst op: 03 juni 2016Zedenrechercheurs zijn niet goed in het onderscheiden van echte en valse zedenaangiftes. De beoordeling van de betrouwbaarheid van een aangifte met betrekking tot een zedendelict is vaak nattevingerwerk. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Maastricht en de Vrije Universiteit, waar de Volkskrant donderdag over schrijft.
Om zedenaangiftes beter te kunnen beoordelen, ontwikkelden De Zutter en zijn collega’s een ‘meetinstrument’ aan de hand van kenmerken van waargebeurde en verzonnen verkrachtingsverhalen.
Lees meer >
Niet-ontvankelijkheid OM vanwege niet raadplegen LEBZ bij hervonden herinneringen
Geplaatst op: 28 mei 2016De verdachte stond terecht voor zedendelicten gepleegd in 1992 met een meisje onder de 12 jaar. Hij was toen 13 tot 15 jaar oud was. Het Hof heeft het vonnis van de Rb waarbij het OM n-o is verklaard bevestigd. De Rb heeft kort gezegd het OM n-o verklaard omdat in strijd is gehandeld met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik, meer in het bijzonder met het voorschrift om de LEBZ te consulteren in deze zaak met een aangifte met aspecten van hervonden herinneringen en waarin, eveneens in strijd met die Aanwijzing, niet binnen 3 mnd is beslist om te vervolgen. De Hoge Raad heeft de niet-ontvankelijkheid van het OM in stand gelaten (HR 3 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3452).
Lees meer >
Sex tussen 15 jarige en 12 jarig kind
Geplaatst op: 28 mei 2016In HR 15 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:415 ging het om een 15 jarige leerling van een middelbare school en die sex had met een 12 jarige leerling van een basisschool. Mede gelet op de ontwikkeling van verdachte en van aangeefster was er volgens de rechter geen sprake van een gelijkwaardige verhouding tussen verdachte en aangeefster. Ook speelde mee dat verdachte en aangeefster elkaar nauwelijks kenden en er verregaande seksuele handelingen in een schuurtje hadden verricht. Onder deze omstandigheden werden de handelingen als ontucht ex artikel 245 Sr. strafbaar geacht.
Lees meer >
Opeenstapeling van grove fouten door politie in zedenzaak
Geplaatst op: 13 mei 2016De advocaat heeft aangevoerd dat er sprake is van dermate grote schendingen in het vooronderzoek tegen verdachte dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden. De rechtbank gaat hierin niet helemaal mee, maar oordeelt wel deze fouten dienen te leiden tot bewijsuitsluiting, met een vrijspraak tot gevolg (Rb Breda, 2 maart 2009, ECLI:NL:RBBRE:2009:BH4358).
Lees meer >
Ontucht via de webcam
Geplaatst op: 09 maart 2016De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 november 2004 (LJN AQ0950) geoordeeld dat van ontucht onder omstandigheden ook sprake kan zijn, wanneer er geen lichamelijke aanraking tussen de verdachte en de minderjarige heeft plaatsgevonden. Een rol daarbij speelt of er relevante interactie is geweest tussen verdachte en die minderjarige. Dit oordeel heeft de Hoge Raad bevestigd bij arrest van 22 maart 2011 (LJN BP1379). De bewijsmiddelen moeten dan dus wel blijk geven van relevante interactie tussen de verdachte en de minderjarige. De vraag doet zich voor welke eisen worden gesteld aan die relevante interactie.
Naar het oordeel van de rechtbank doet laatstbedoelde situatie zich voor bij het contact tussen verdachte en [slachtoffer 1]. Bij de ontuchtige handelingen, waarbij verdachte niet lijfelijk aanwezig was, maar die plaatsvonden voor de webcam, heeft er volop interactie plaats gevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1], waarbij verdachte de strikte regie over de uit te voeren ontuchtige handelingen had. Verdachte gaf [slachtoffer 1] opdrachten als “pak een tandenborstel of iets dikkers” en ,,maak de tandenborstel nat en je kontgaatje ff helemaal erin”. [slachtoffer 1] voldeed aan deze opdrachten en vervolgens vonden de in de tenlastelegging genoemde handelingen plaats. De rechtbank acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het meermalen plegen daarvan, nu zij niet heeft kunnen vaststellen dat deze feiten in de ten laste gelegde periode meermalen hebben plaats gevonden.
Lees meer >
Sexting onder voorwaarden niet strafbaar
Geplaatst op: 07 maart 2016Sexting is het verspreiden van naaktfoto’s via social media of whatsapp, of mail. Wanneer het gaat om een minderjarige die naakt op de afbeelding staat, kan het verspreiden van die afbeelding worden aangemerkt als het verspreiden van kinderporno (art. 240b Sr.). De Hoge Raad heeft nu in zijn arrest van 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:213 aangegeven dat dit verspreiden onder omstandigheden geen strafbaar feit oplevert.
Lees meer >
Een onderzoek naar de strafbaarstelling van grooming
Geplaatst op: 04 februari 2016In hoeverre is artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht betreffende de strafrechtelijke aanpak van grooming hanteerbaar en levert het een voldoende strafrechtelijke bescherming van kinderen op of is deze bepaling louter te zien als symboolwetgeving? Dat is de centrale vraag van de onderzoeksscriptie van Birgit Brevé.
Lees meer >
Memorie van Toelichting bij art. 248d Sr – corrumperen van kinderen
Geplaatst op: 04 februari 2016Artikel 22 van het Verdrag van Lanzarote verplicht tot het strafbaar stellen van het opzettelijk een kind laten aanschouwen van seksueel misbruik of seksuele handelingen voor seksuele doeleinden. Deze strafbaarstelling beoogt het kind te beschermen tegen schadelijke invloeden op de persoonlijke en seksuele ontwikkeling. In het bijzonder strekt de bepaling tot bescherming tegen gedragingen die tot doel hebben een kind vatbaar te maken voor seksuele uitbuiting of seksueel misbruik. Wanneer een kind voor seksuele doeleinden wordt geconfronteerd met seksueel misbruik of seksuele handelingen, kan een kind toekomstige gedragingen die als ontucht moeten worden aangemerkt, als normaal gaan ervaren. Tegen een dergelijke scheefgroei in de seksuele en persoonlijke ontwikkeling dient een kind te worden beschermd. Voor strafbaarheid is niet vereist dat het kind zelf actief participeert in de seksuele handelingen waarvan hij of zij getuige is. Het met ontuchtig oogmerk confronteren van het kind met seksuele handelingen volstaat.
Lees meer >
Memorie van Toelichting bij art. 248e Sr – grooming
Geplaatst op: 04 februari 2016Artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote verplicht tot strafbaarstelling van «grooming». Dit fenomeen werd hierboven reeds kort beschreven. Het gaat om het op internetsites (in het bijzonder sociale netwerk- en profielsites), of in chatrooms, nieuwsgroepen of MSN-groepen benaderen en verleiden van een kind met als uiteindelijk doel het plegen van seksueel misbruik met dat kind. «Grooming» is veelal een langerlopend proces waarbij de dader door veelvuldig chat- en e-mailcontact langzaam het vertrouwen wint van het kind, het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld. De aard en omvang van dit strafwaardige fenomeen zijn zorgwekkend. Buitenlandse bronnen noemen een orde van grootte van 20% van de kinderen die chatrooms gebruiken en ongewenst benaderd zijn. In Nederland zou dit ook op 10–20% liggen.1 Bij het Meldpunt Kinderporno op Internet is het aantal meldingen van«grooming» fors toegenomen. Deze ontwikkeling vereist een adequaat antwoord. Bescherming van kinderen tegen «grooming» dient mede te worden bewerkstelligd via de weg van voorlichting over veilig internetgebruik. Voorlichtingscampagnes als DigiBewust dragen daar in belangrijke mate aan bij. Ook ouders dragen een belangrijke verantwoordelijkheid. Er dient door de overheid evenwel ook adequate strafrechtelijke bescherming tegen dit fenomeen te worden geboden.
Thans kunnen bepaalde vormen van «grooming» onder de delictsomschrijving van artikel 248a Sr worden gebracht. Daarbij gaat het om situaties waarin een minderjarige via internet met gebruik van middelen (giften, beloften of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht) wordt aangezet tot het aannemen van seksueel getinte houdingen of het plegen van seksuele handelingen met zichzelf of met een derde en dit voor de verdachte te zien is op een webcam (vgl. Rechtbank Zutphen, 1 maart 2006, LJN: AV3246). Gedragingen die niet resulteren in het plegen van een feitelijke seksuele handeling of een begin van uitvoering daartoe, vallen evenwel buiten de reikwijdte van artikel 248a Sr.
Lees meer >
Memorie van Toelichting bij toestand van verminderd bewustzijn
Geplaatst op: 04 februari 2016Volgens vaste jurisprudentie is sprake van dwang indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer het seksuele binnendringen tegen haar of zijn wil heeft ondergaan (HR 29 november 1994, NJ 1995, 201, HR 24 maart 1998, NJ 534, en HR 3 november 1998, NJ 1999, 125).
Seksueel binnendringen omvat ieder binnendringen (genitaal, oraal en anaal) en ook het binnengedrongen houden (HR 22 februari 1994, NJ 379, en HR 3 november 1998, NJ 1999, 125).
(..)
Gelet op de aldus door de wetgever beoogde reikwijdte van artikel 242 Sr. kan de toepasselijkheid van die bepaling dan ook niet afhankelijk worden gesteld van de wijze waarop het lichaam is binnengedrongen en de aard en de ernst daarvan, nog daargelaten dat een dergelijke differentiatie op gespannen voet zou staan met de eisen die vanuit een oogpunt van rechtszekerheid aan de afgrenzing van de desbetreffende strafbepaling moeten worden gesteld (HR 21 april 1998, NJ 781). De subjectieve beleving van de dader onderscheidenlijk van het slachtoffer kan van belang zijn voor de vraag of er sprake is geweest van seksueel binnendringen, doch is hiervoor niet beslissend in die zin dat van verkrachting geen sprake zou kunnen zijn indien de dader niet bij (door) de desbetreffende handeling(en) bepaalde seksuele gevoelens heeft ondervonden onderscheidenlijk het slachtoffer die handelingen niet als seksueel heeft ervaren (HR 2 mei 1995, NJ 583).
De zaak van de verkrachting van een slapende vrouw die heeft geleid tot de uitspraak van de Hoge Raad van 24 maart 1998, betrof een uitzonderlijke casus, omdat het slachtoffer in een toestand van halfslaap misleid werd omtrent de identiteit van degene die met haar gemeenschap wenste en daardoor deze gemeenschap toeliet. Zij werd niet gedwongen en zij was niet onmachtig. Zij werd misleid in een toestand van verminderde bewustzijnstoestand.
Ik meen dat deze zaak een kleine leemte aan het licht heeft gebracht die door de wetgever moet worden opgevuld. Dat zou kunnen langs twee verschillende lijnen.