Niet-ontvankelijkheid OM vanwege niet raadplegen LEBZ bij hervonden herinneringen

De verdachte stond terecht voor zedendelicten gepleegd in 1992 met een meisje onder de 12 jaar. Hij was toen 13 tot 15 jaar oud was. Het Hof heeft het vonnis van de Rb waarbij het OM n-o is verklaard bevestigd. De Rb heeft kort gezegd het OM n-o verklaard omdat in strijd is gehandeld met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik, meer in het bijzonder met het voorschrift om de LEBZ te consulteren in deze zaak met een aangifte met aspecten van hervonden herinneringen en waarin, eveneens in strijd met die Aanwijzing, niet binnen 3 mnd is beslist om te vervolgen. De Hoge Raad heeft de niet-ontvankelijkheid van het OM in stand gelaten (HR 3 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3452).

Niet houden aan Aanwijzing seksueel misbruik

Er was niet voldaan aan de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik.

Artikel 3.1 van de Aanwijzing legt aan de officier van justitie de verplichting op om indien een aangifte aspecten vertoont verbonden met (in casu) hervonden herinneringen (eventueel na langdurige (alternatieve) therapeutische behandeling) de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (nader ook te noemen: LEBZ) te consulteren alvorens beslissingen in het opsporingsonderzoek worden genomen. Een dergelijke consultatie is – aldus genoemd artikel – in deze gevallen dwingend voorgeschreven en dient te geschieden door de Officier van Justitie.

Bijlage 3 bij de Aanwijzing beschrijft – voor zover hier van belang – de werkwijze als volgt:

De deskundigen moeten zich buigen over de geloofwaardigheid van aangiften in bepaalde operationele zedenzaken, vóórdat de officier van justitie eventueel de beslissing neemt de beschuldigde aan te houden. Zaken waarin consultatie van de expertisegroep verplicht is, zijn zaken met aangiften die aspecten vertonen van hervonden herinneringen.

De bijlage beschrijft hervonden herinneringen vervolgens als: herinneringen die gedurende lange tijd afwezig zijn en daarna worden hervonden, bijvoorbeeld tijdens behandelingen door hulpverleners. Het (volledig) verdringen en hervinden van herinneringen is echter wetenschappelijk omstreden.

De verplichte consultatie van de Expertisegroep dient te gebeuren vóór de aanhouding van de verdachte, tenzij dit niet mogelijk is en een oordeel van de Expertisegroep van belang is voor het verdere verloop van het opsporingsonderzoek.

In casu was de  LEBZ niet geconsulteerd alvorens de verdachte is aangehouden en verhoord.

De aangifte vertoonde in ieder geval aspecten verbonden met hervonden herinneringen, zodat de consultatie van de LEBZ wel degelijk vereist was. De verklaring van de aangeefster geeft geen volstrekte duidelijkheid met betrekking tot de vraag of er sprake is van hervonden herinneringen of – tijdelijk weggestopte – continue herinneringen.
Om die reden is expertise van de LBEZ in dit geval als basis had moeten dienen voor de eventuele vervolging en aanhouding van de verdachte.

Nu dat niet is gedaan, is de verdachte derhalve aangehouden in strijd met de hierboven in Bijlage 3 van de Aanwijzing omschreven verplichting, terwijl niet is gebleken van spoedeisende redenen tot die aanhouding.

 

Criterium hervonden herinneringen

Hof: wel degelijk sprake is van – in ieder geval – aspecten van hervonden herinneringen. Het enkele feit dat hierover destijds reeds gesprekken zijn gevoerd, betekent niet dat er per definitie geen sprake is van hervonden herinneringen. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat in die gesprekken niet over alle details is gesproken, in ieder geval niet voor wat betreft de penetratie en het pijpen. Ook uit de verklaringen van het slachtoffer kan worden opgemaakt dat het gaat om – aspecten van – hervonden herinneringen. Zo heeft het slachtoffer verklaard dat zij het ‘pas weer weet sinds haar 12e/ 13e jaar’ en dat zij ‘van haar 6e tot haar 12e niets meer weet.’
(..)
De deskundigen moeten zich buigen over de geloofwaardigheid van aangiften in bepaalde operationele zedenzaken, vóórdat de officier van justitie eventueel de beslissing neemt de beschuldigde aan te houden. Zaken waarin consultatie van de Expertisegroep verplicht is, zijn zaken met aangiften die aspecten vertonen van

– hervonden herinneringen;

(…)

– Hervonden herinneringen: herinneringen die gedurende lange tijd afwezig zijn en daarna worden hervonden, bijvoorbeeld tijdens behandelingen door hulpverleners. Het (volledig) verdringen en hervinden van herinneringen is echter wetenschappelijk omstreden.

(…)

Het rapport van de Expertisegroep is een adviserend rapport in de stand van het onderzoek van het moment van de aanvraag (en onderscheidt zich dus van rapportages van getuigen-deskundigen over het voltooide onderzoek). Per zaak wordt een adviesgroep samengesteld die bestaat uit drie personen, waarbij de drie disciplines vertegenwoordigd zijn.

Het advies van de Expertisegroep wordt uitgebracht op basis van het proces-verbaal en een volledige schriftelijke weergave van de aangifte die op een geluidsband is opgenomen. (…)

De verplichte consultatie van de Expertisegroep dient te gebeuren vóór de aanhouding van de verdachte, tenzij dit niet mogelijk is en een oordeel van de Expertisegroep van belang is voor het verdere verloop van het opsporingsonderzoek.(…)”

Overweging HR: verklaringen onvoldoende betrouwbaar

2.5. Wegens de mogelijke onbetrouwbaarheid ervan is het gebruik van verklaringen die de vrucht zijn van zogenoemde hervonden herinneringen, voor het bewijs in strafzaken omstreden. Mede in dat licht moeten de hiervoor onder 2.4 weergegeven voorschriften van voormelde Aanwijzing en de daarbij behorende bijlage 3 worden bezien. Die bijlage drukt het aldus uit dat de inschakeling van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) moet voorkomen dat iemand die wordt beschuldigd van seksueel misbruik, al te lichtvaardig wordt aangehouden, en voorts dat een oordeel van deskundigen als bedoeld in de Aanwijzing omtrent de geloofwaardigheid van de aangifte niet kan worden gemist. Tegen die achtergrond bezien en in aanmerking genomen dat de Rechtbank en het Hof hebben vastgesteld dat in deze zaak sprake is van een aangifte met aspecten van hervonden herinneringen, zodat voormelde Aanwijzing van toepassing is, en voorts dat is overgegaan tot aanhouding, verhoor en vervolging van de verdachte zonder dat tevoren overeenkomstig die Aanwijzing de LEBZ was geconsulteerd, alsmede dat – al evenzeer in strijd met die Aanwijzing – de beslissing tot vervolging niet is genomen binnen drie maanden na binnenkomst van de zaak ten parkette, getuigt hun oordeel dat de niet-naleving van de bedoelde Aanwijzing op deze punten een zodanig ernstig vormverzuim oplevert dat dit moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging, niet van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en het is toereikend gemotiveerd.

< Terug naar Meer informatie "geloofwaardigheid en betrouwbaarheid"
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden