Beoordelingskader grooming

Grooming is per 1 januari 2010 als gevolg van het Verdrag van Lanzarote, opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Artikel 248e Sr stelt grooming strafbaar. Het wetsartikel is gebaseerd op artikel 23 van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58) (Verdrag van Lanzarote). Bedoeling was de digitalisering en de ontwikkelingen in de techniek in ogenschouw nemend- op adequate wijze bescherming te bieden aan minderjarigen tegen bedoelingen van pedoseksuelen om daadwerkelijk een situatie te creëren waarin zij seksueel contact met die minderjarigen kunnen hebben. Artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote luidt: Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn voor het strafbaar stellen van het doen van een voorstel, door middel van informatie- en communicatietechnologie, door een volwassene aan een kind dat de ingevolge artikel 18, tweede lid, vastgestelde leeftijd niet heeft bereikt, tot een ontmoeting met als vooropgezet doel het plegen van een overeenkomstig artikel 18, eerste lid, onderdeel a, of artikel 20, eerste lid, onderdeel a, strafbaar gesteld feit tegen hem of haar, wanneer dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden. In het implementatietraject heeft de wetgever gesteld dat de gedraging zoals omschreven in artikel 248e Sr ‘in feite’ een voorbereidingshandeling is, een bijzondere vorm van het voorbereiden van een ander zedendelict (Kamerstukken II 2008/09, 31 810, nr. 3 p. 9 en nr. 7, p. 8), en is er benadrukt dat de uitvoeringshandeling − de finaliserende handeling van grooming − van wezenlijk belang is voor zowel de handhaving als de strafwaardigheid van het handelen: ‘De strafbaarstelling in het Verdrag vereist wel dat het gedrag van de dader zich concretiseert tot een voorstel voor een ontmoeting met het kind gevolgd door ‘material acts leading to a meeting’. Er is voor strafbaarheid derhalve meer nodig dan het uitsluitend op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Een zodanige verschuiving van de strafbaarheid naar de voorfase zou te ver voeren en is bovendien niet goed handhaafbaar. Voor de strafwaardigheid is het wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Deze gedragingen onderstrepen de vastheid van het voornemen van de dader om zijn digitaal misbruik daadwerkelijk om te zetten in het plegen van fysiek misbruik. Vanuit het oogpunt van een effectieve bescherming van kinderen is het zaak dat tegen deze gedragingen strafrechtelijk kan worden opgetreden.’ (Kamerstukken II 2008/09,31810, nr. 3, p. 6-7). Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 810, nr. 3) is voor strafbaarheid van “grooming” ex artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht dus vereist dat de communicatiefase, waarbij de dader het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld, uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Deze bevindingen en de jurisprudentie (zoals ECLI:NL:HR:2014:3140) leiden kort gezegd tot de conclusie dat vereist is, wil er sprake zijn van een voltooide grooming, een ontmoeting wordt voorgesteld met het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen en dat voorbereidingen, gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting, zijn getroffen. Deze voorbereidingen moeten concrete vormen hebben aangenomen, maar niet is vereist dat ieder onderdeel van de afspraak volledig is ingevuld. Onder omstandigheden, bijvoorbeeld als betrokkenen elkaars telefoonnummer hebben, kunnen ook op onderdelen globale afspraken voldoende zijn.

Oogmerk ontuchtige handelingen

‘Grooming’ kan worden omschreven als het door gebruikmaking van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst voorstellen tot een ontmoeting met een persoon van minder dan zestien jaar met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen of kinderporno te vervaardigen (art. 248e Sr). Het oogmerk van de dader bij de ontmoeting moet dus gericht zijn op het plegen van ontuchtige handelingen of het vervaardigen van kinderpornografie. (Kamerstukken II 2008/09, 31 810, nr. 3, p. 9. Zie ook hof Arnhem 15 september 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BT1553)

Ontmoeting

De Hoge Raad heeft duidelijk gemaakt dat voor strafbaarheid van grooming vereist is dat de verdachte ‘een ontmoeting voorstelt’ én ‘hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van ontmoeting’ (HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3140) Bij grooming staat dus de ontmoeting centraal. Het door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst communiceren met een minderjarige, is niet strafbaar, ook niet als de inhoud van het gesprek een ontuchtige toonzetting had. De strafbaarheid ontstaat pas wanneer de verdachte een voorstel tot een ontmoeting doet en daaraan een uitvoeringshandeling verbindt. Causaal verband tussen de voorafgaande communicatie en het voorstel annex uitvoeringshandeling is vereist. De ontmoeting moet strekken tot het verrichten/ondergaan van seksuele handelingen en/of het vervaardigen van een afbeelding daarvan. Niet is vereist dat de seksuele handelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, of dat er sprake is geweest van een begin van uitvoering. Als dat wel het geval is geweest, dan is er vaak samenloop met andere strafbare feiten zoals verkrachting, etc. De verdachte moet willens en wetens een voorstel tot een ontmoeting hebben gedaan, gevolgd door een op de verwezenlijking van die ontmoeting gerichte uitvoeringshandeling. Het voorstel tot de ontmoeting moet zich kenmerken door een zekere vastheid. Het voorstel tot de ontmoeting moet zijn gevolgd door een handeling gericht op het realiseren van de ontmoeting, oftewel een concrete uitvoeringshandeling. Voorbeelden van uitvoeringshandelingen zijn: het zich begeven naar een afgesproken plek, het voorzien van het slachtoffer van een routebeschrijving naar de afgesproken plek, het kopen van treinkaartjes of toegangsbewijzen. De tijd en datum voor de ontmoeting hoeft niet concreet vast te staan om te komen tot grooming, maar omdat wel een uitvoeringshandeling wordt vereist, moet de voorgenomen ontmoeting vaak wel concreet worden (vlg o.a. rechtbank 's-Hertogenbosch, 28 december 2011, LJN: BU9341).

Ontuchtige handelingen

Van grooming is alleen sprake wanneer het minderjarige slachtoffer wordt bewogen tot het plegen van seksuele handelingen die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Wanneer het gaat om voorstellen tot seksuele contacten tussen minderjarigen onderling, en er ook sprake is van instemming, is er uiteraard geen sprake van grooming.

Leeftijd: jonger dan 16 jaar

Alleen wanneer het voorstel tot de ontmoeting wordt gedaan aan een minderjarige, jonger dan 16 jaar is er sprake van grooming. Bewezen moet worden dat de verdachte had moeten weten dat de minderjarige de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. Hij moet voorwaardelijk opzet hebben gehad op de leeftijd. Wanneer de verdachte de aanmerkelijke kans op de koop heeft toegenomen dat de persoon aan wie hij het voorstel tot de ontmoeting heeft gedaan jonger kan zijn dan 16 jaar, is dit voldoende voor grooming.

Lokpuber

 Met de Wet computercriminaliteit III is art. 248e Sr gewijzigd, waardoor een persoon ook strafbaar is als een (echte of virtuele) ‘lokpuber’ wordt ingezet, oftewel het groomen van:
“iemand die zich, al dan niet met een technisch hulpmiddel, waaronder een virtuele creatie van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, voordoet als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt”
De scheidslijn met uitlokking in online conversaties is echter erg dun. In de literatuur is dit ook meerdere malen aan de orde gesteld:
- F.P. Ölçer 2014, ‘De lokmethode bij de opsporing van grooming’, Computerrecht 2014/3 - A.E. de Hingh, 'Grooming in het wetsvoorstel Computercriminaliteit III. Over het verbod op sexchatten met kinderen, robots en politieambtenaren', Computerrecht 2018/162
Andere auteurs zijn ook kritisch op de strafbaarstelling van het grooming van virtuele creaties, zoals de chatbot ‘Sweetie’.
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden