Wetsgeschiedenis grooming 248e Sr.

Als gevolg van het Verdrag van Lanzarote, is per 1 januari 2010 een nieuw artikel 248e opgenomen in het Wetboek van Strafrecht, dat handelingen die kunnen leiden tot het vervaardigen van kinderporno strafbaar stelt:

"Hij die door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst [6] een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstelt met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon is betrokken, te vervaardigen wordt, indien hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie".

Onder "grooming" wordt verstaan het door een volwassen persoon op internet (in het bijzonder sociale netwerk- en profielsites, chatrooms, nieuwsgroepen, etc.) actief benaderen en verleiden van minderjarigen met als uiteindelijk doel het plegen van seksueel misbruik of het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal met die minderjarige. "Grooming" is veelal een langer lopend proces waarbij de dader door veelvuldig chat- en e-mailcontact langzaam het vertrouwen wint van het kind, het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld. Voor strafbaarheid is niet vereist dat het contact op internet daadwerkelijk leidt tot fysiek contact tussen kind en dader, of een feitelijk door het kind gepleegde seksuele handeling (zoals vereist in art. 248a Sr), bijvoorbeeld voor een webcam.

De strafbaarstelling vereist wel dat het gedrag van de dader zich concretiseert tot een voorstel voor een ontmoeting met het kind gevolgd door "enige handeling gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting". Er is voor strafbaarheid derhalve meer nodig dan het uitsluitend op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Als voorbeeld noemt de wetgever de omstandigheid dat de verdachte zich daadwerkelijk begeeft naar de voor de ontmoeting afgesproken plek. [Kamerstukken II 2008/09, 31 810, nr. 3, p. 6-7 (MvT)]

Het oogmerk van de dader moet zijn gericht op het plegen van ontuchtige handelingen of het vervaardigen van een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij het slachtoffer is betrokken. Door in de formulering het begrip "ontuchtige handelingen" te gebruiken, vallen jongeren die elkaar in e-mail- of chatverkeer verleiden tot een ontmoeting met het doel consensuele seksuele contacten te hebben, buiten de reikwijdte van de strafbaarstelling. De wetgever acht het echter niet uitgesloten dat strafrechtelijk optreden tegen een minderjarige die zich schuldig maakt aan "grooming" wenselijk kan zijn. [Kamerstukken II 2008/09, 31810, nr. 3, p. 9 (MvT]

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden