Memorie van Toelichting bij toestand van verminderd bewustzijn

Geplaatst op: 04 februari 2016

Volgens vaste jurisprudentie is sprake van dwang indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer het seksuele binnendringen tegen haar of zijn wil heeft ondergaan (HR 29 november 1994, NJ 1995, 201, HR 24 maart 1998, NJ 534, en HR 3 november 1998, NJ 1999, 125).

Seksueel binnendringen omvat ieder binnendringen (genitaal, oraal en anaal) en ook het binnengedrongen houden (HR 22 februari 1994, NJ 379, en HR 3 november 1998, NJ 1999, 125).
(..)
Gelet op de aldus door de wetgever beoogde reikwijdte van artikel 242 Sr. kan de toepasselijkheid van die bepaling dan ook niet afhankelijk worden gesteld van de wijze waarop het lichaam is binnengedrongen en de aard en de ernst daarvan, nog daargelaten dat een dergelijke differentiatie op gespannen voet zou staan met de eisen die vanuit een oogpunt van rechtszekerheid aan de afgrenzing van de desbetreffende strafbepaling moeten worden gesteld (HR 21 april 1998, NJ 781). De subjectieve beleving van de dader onderscheidenlijk van het slachtoffer kan van belang zijn voor de vraag of er sprake is geweest van seksueel binnendringen, doch is hiervoor niet beslissend in die zin dat van verkrachting geen sprake zou kunnen zijn indien de dader niet bij (door) de desbetreffende handeling(en) bepaalde seksuele gevoelens heeft ondervonden onderscheidenlijk het slachtoffer die handelingen niet als seksueel heeft ervaren (HR 2 mei 1995, NJ 583).

De zaak van de verkrachting van een slapende vrouw die heeft geleid tot de uitspraak van de Hoge Raad van 24 maart 1998, betrof een uitzonderlijke casus, omdat het slachtoffer in een toestand van halfslaap misleid werd omtrent de identiteit van degene die met haar gemeenschap wenste en daardoor deze gemeenschap toeliet. Zij werd niet gedwongen en zij was niet onmachtig. Zij werd misleid in een toestand van verminderde bewustzijnstoestand.

Ik meen dat deze zaak een kleine leemte aan het licht heeft gebracht die door de wetgever moet worden opgevuld. Dat zou kunnen langs twee verschillende lijnen.

Lees meer >


Niet snel wilsonbekwaam bij alcohol

Geplaatst op: 23 januari 2016

Wanneer een aangeefster onder invloed van alcohol was en later verklaart de seksuele handelingen niet te hebben gewild, vindt er vaak vervolging plaats op grond van artikel 243 Sr. Vereist hierdoor is echter dat de aangeefster zodanig onder invloed van alcohol was dat zij hierdoor niet meer haar wil kon bepalen; zij moet door de alcohol wilsonbekwaam worden geacht. Hieraan is niet snel voldaan, zo zien we in de jurisprudentie.

Lees meer >


Verkrachting tijdens slaap; verklaringen tegenstrijdig

Geplaatst op: 23 januari 2016

De aangeefster in deze zaak verklaarde dat zij na de viering van oud en nieuw was gaan slapen en dat toen zij wakker werd er achter kwam dat iemand seks met haar had gehad. Haar verklaring is echter niet steeds hetzelfde. Ze is niet consequent in haar verklaringen en ook de verklaringen van getuigen doen de rechtbank twijfelen. Er zitten al met al veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in het dossier. Aangeefster had (met oud en nieuw) veel alcohol gedronken, maar onduidelijk was of dit zoveel was dat zij hierdoor niet in staat was haar wil kenbaar te maken. De verdachte verklaarde dat zij inderdaad seks met elkaar hebben gehad en dat aangeefster dit zelf ook wilde. De rechtbank komt daarop tot een vrijspraak (Rb Midden-Nederland, 15 juli 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5637)/

Lees meer >


Laag IQ en borderline persoonlijkheidsstoornis onvoldoende voor wilsonbekwaam

Geplaatst op: 23 januari 2016

Voor een veroordeling op grond van artikel 243 en 247 Sr is, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat vast komt te staan dat het slachtoffer aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat zij daardoor niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Hiervoor is vereist dat degene tot wie de seksuele handeling is gericht, een psychische stoornis heeft die te kwalificeren valt als een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Voorts is een oorzakelijk verband vereist tussen die stoornis en het onvermogen van deze persoon om haar wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden omtrent de seksuele handeling. De hier vereiste psychische stoornis moet wel van zodanige aard en ernst zijn, dat zij de wilsbepaling, de wilsuiting en het weerstandvermogen van het slachtoffer ten aanzien van de seksuele handeling in zeer ernstige mate frustreert. Degene die, ondanks de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis wel in staat is te bepalen of hij of zij de seksuele handelingen wenst, behoeft dan ook (de rechtbank voegt toe: in strafrechtelijke zin) geen bescherming. Hiermee wordt voorkomen dat psychisch gehandicapten geheel seksueel onaantastbaar worden, zodat in het artikel een evenwichtige afweging is gemaakt tussen het vrijheidsbeginsel en het beschermingsbeginsel van deze personen.

Lees meer >


Laag IQ is onvoldoende voor gebrekkige ontwikkeling 243 Sr

Geplaatst op: 23 januari 2016

Een laag IQ van de aangeefster is onvoldoende om een verdachte te kunnen veroordelen voor het plegen van handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van iemand met een gebrekkige ontwikkeling, die daardoor niet of onvoldoende in staat is om haar wil te bepalen, ex artikel 243 Sr. Een goed voorbeeld hiervan zien we in de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, 11 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9236. Hoewel het IQ van de aangeefster niet precies was vastgesteld bleek uit eerdere onderzoek wel dat ze functioneerde op licht zwakzinnigenniveau. Toch oordeelt de rechtbank dat deze enkele vaststelling onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Aangeefster nam zelf initiatieven in de chatgesprekken en toonde zich zeker niet passief. Bovendien was verdachte niet de eerste met wie zij seks had. Vrijspraak volgt omdat aangeefster ondanks haar lage  IQ goed in staat zou zijn om haar wil te bepalen.

Lees meer >


Tenlastelegging grooming: seksuele handelingen is onvoldoende feitelijk

Geplaatst op: 23 januari 2016

De tenlastelegging van grooming kan soms problemen opleveren wanneer bestanddelen niet nader zijn omschrijven. In de uitspraak van de rechtbank Gelderland, 5 november 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:628 zien we een voorbeeld van een onjuiste tenlastelegging van grooming.

Lees meer >


Geen grooming nu contact niet via internet tot stand gekomen

Geplaatst op: 23 januari 2016

Een erg bijzondere zaak van grooming is die van de rechtbank Limburg, 27 augustus 2014, ECLI:NL:HR:2014:7490. Het ging hier om een toezichthouder op een middelbare school die contact had met een minderjarige meisje van 15 jaar oud op die school. De wijze waarop hier contact werd gelegd en het feit dat dit contact enkel via internet werd voorgezet, heeft tot gevolg dat hier niet gesproken kon worden van grooming.

Lees meer >


Grooming toch al zonder concrete afspraak ontmoeting

Geplaatst op: 22 januari 2016

Voor strafbaarheid van ‘grooming’ is naast de in art. 248e Sr genoemde overige vereisten onder meer vereist dat verdachte “een ontmoeting voorstelt”, alsmede dat hij “enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting”. In de uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3140 ging het om een verdachte die

  1. bij herhaling bij het slachtoffer aangedrongen op een ontmoeting en daartoe voorgesteld elkaar te ontmoeten in het bos, in het winkelcentrum en bij haar thuis, waarbij hij een concrete middag, avond dan wel een tijdstip heeft genoemd;
  2.  bij herhaaldelijk erop aangedrongen heeft dat de ontmoetingen snel zouden plaatsvinden en hij heeft haar onder druk gezet; en
  3.  het slachtoffer in het kader van het concretiseren van een afspraak zijn telefoonnummer heeft gegeven.

Volgens de Hoge Raad waren de bedoelde handelingen onder 2 en 3 gericht op het verwezenlijken van de voorgestelde ontmoeting zoals bedoeld onder 1, zodat er sprake was van een strafbare grooming. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld.

Lees meer >


Oogmerk bij grooming niet bewezen

Geplaatst op: 22 januari 2016

Voor een bewezenverklaring van grooming moet het oogmerk aanwezig zijn om ontuchtige handelingen te plegen met de persoon met wie de ontmoeting is is afgesproken. Ontbreekt dit oogmerk, dan kan grooming niet bewezen worden. Dit zien we in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:3947.

Lees meer >


Indigo-aanpak – voorwaardelijk sepot bij kinderporno

Geplaatst op: 21 januari 2016

De Indigo-aanpak staat voor: “Initiatief Niets Doen Is Geen Optie”. In samenwerking met het Regionaal Team Bestrijding Kinderporno van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, de regio Rotterdam-Dordrecht van Reclassering Nederland en Het Dok, forensische GGZinstelling in Rotterdam, zijn twee afdoeningswijzen ontwikkeld voor verdenkingen waarin op basis van de op dat moment beschikbare informatie (slechts) sprake is van een verdenking met betrekking tot kinderporno, zoals hierboven beschreven.

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden