Laag IQ en borderline persoonlijkheidsstoornis onvoldoende voor wilsonbekwaam

Voor een veroordeling op grond van artikel 243 en 247 Sr is, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat vast komt te staan dat het slachtoffer aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat zij daardoor niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Hiervoor is vereist dat degene tot wie de seksuele handeling is gericht, een psychische stoornis heeft die te kwalificeren valt als een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Voorts is een oorzakelijk verband vereist tussen die stoornis en het onvermogen van deze persoon om haar wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden omtrent de seksuele handeling. De hier vereiste psychische stoornis moet wel van zodanige aard en ernst zijn, dat zij de wilsbepaling, de wilsuiting en het weerstandvermogen van het slachtoffer ten aanzien van de seksuele handeling in zeer ernstige mate frustreert. Degene die, ondanks de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis wel in staat is te bepalen of hij of zij de seksuele handelingen wenst, behoeft dan ook (de rechtbank voegt toe: in strafrechtelijke zin) geen bescherming. Hiermee wordt voorkomen dat psychisch gehandicapten geheel seksueel onaantastbaar worden, zodat in het artikel een evenwichtige afweging is gemaakt tussen het vrijheidsbeginsel en het beschermingsbeginsel van deze personen.

Uit de door de begeleider van aangeefster overgelegde kopieën van een rapportage van het persoonsbeeld van aangeefster blijkt dat zij een IQ heeft van 60 en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Uit de rapportage valt niet af te leiden dat door de hiervoor genoemde gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis, aangeefster niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de vermeende gepleegde seksuele handelingen te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.

In het dossier zijn voor het overige evenmin wettige en overtuigende bewijsmiddelen aanwezig waarmee de voorgenoemde bestanddelen bewezen kunnen worden verklaard

Nu de rechtbank van oordeel is dat op basis van het dossier niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat aangeefsters gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van dien aard is dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de vraag (het zogenaamd dubbel vereiste)
of verdachte wist van die geestestoestand en het daaruit voortvloeiende wilsgebrek,
dan wel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daarvan sprake was (zogenaamd voorwaardelijk opzet).

De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Uitspraak: Rb Noord-Nederland, 10 september 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:2015:5479

N.B. Primair was nog verkrachting ten laste gelegd, maar ook hier volgde vrijspraak voor nu de dwang niet kon worden bewezen

< Terug naar Meer informatie sex met bewusteloze, onmachtige of gestoorde
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden