Onvoldoende bewijs voor verkrachting binnen relatie

Geplaatst op: 02 april 2024

Een ex-partner deed aangifte van verkrachting. Het bewijs was minimaal en bestond uit wat meldingen over geweldsincidenten binnen de relatie, een verklaring van getuigen over wat ze van aangeefster hadden gehoord en een Whatsapp-confrontatie waarop de verdachte reageerde ‘Ok, dan ben ik de bad-guy’. De rechtbank Zeeland West-Brabant vond dit duidelijk onvoldoende bewijs en sprak de verdachte vrij (Rb Zeeland, West-Brabant, 23 maart 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1852):

Lees meer >


Onvoldoende steunbewijs voor zedendelict dat moeder kind van de zolderkamer heeft zien komen

Geplaatst op: 21 april 2023

In deze zedenzaak gaat het om ontucht die zou zijn gepleegd door een halfbroer met zijn vijfjarige zusje. Het hof sprak verdachte vrij van ontucht met twee andere zusjes wegens twijfel over de betrouwbaarheid van de verklaringen van die beide zusjes. Deze zaak behoort tot de moeilijke gevallen waarin een feit zich (in het verborgene) afspeelt tussen alleen de verdachte en het slachtoffer. Het verborgen karakter van een zedenmisdrijf met een minderjarige vormt op zich, hoewel voorstelbaar is dat de neiging daartoe moeilijk is te bedwingen, geen grond voor een terughoudender toepassing van de minimumeisen voor het bewijs (onder meer art. 342, tweede lid, Sv) dan gebruikelijk. Even goed kan namelijk juist voorzichtigheid geboden zijn bij verklaringen van minderjarigen. Als vaker in dergelijke gevallen gaat het in de kern om het woord van de verdachte tegenover dat van het slachtoffer. Vereist is dan mede gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad dat alleen het belastende woord van het slachtoffer op zichzelf onvoldoende is en het nodig is dat een belastende verklaring steun en daarmee bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Dat geldt ook, zoals hier het geval is, als de verklaring van het slachtoffer bijvoorbeeld al op basis van consistentie en detaillering zonder meer als betrouwbaar kan worden aangemerkt.2 Het steunbewijs moet een surplus vormen boven die al vastgestelde betrouwbaarheid. Dat surplus is hier problematisch.

1Zie (r.o. 2.5) HR 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:507, NJ 2020/270 m.nt. P.A.M. Mevis.

2.Zie voor een overzicht van de stand van zaken inzake steunbewijs tot 2015 de noot van Borgers onder HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1817, NJ 2015/488. Voorts meer in het algemeen voor problemen inzake de betrouwbaar van verklaringen M.J. Dubelaar, Betrouwbaar getuigenbewijs, Kluwer Deventer 2014 alsmede van haar hand concreter over steunbewijs aantek. 7 bij art. 342 Sv (T&C Sv 14e druk), voorts nog Corstens/Borgers en Kooijmans 2021, p. 848 e.v., N. van Gelder, Een steeds helder wordende bewijsminimumregel?, TPWS 2018/63 en V.L. Thuijsman, De unus testis-regel voorbij, DD 2020/45.

Lees meer >


OM niet ontvankelijk wegens onder andere schending verbaliseringsplicht:

Geplaatst op: 10 april 2023
In Rb. Amsterdam 13 november 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8115 werd het OM niet ontvankelijk verklaard wegens onder andere schending verbaliseringsplicht. De verhorende verbalisanten hebben de verbaliseringsplicht als bedoeld in artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering met voeten getreden, nu zeer relevante stukken van het verhoor met betrekking tot de status van verdachte als getuige/verdachte en de vermoedens die de verbalisanten in de richting van verdachte hadden, niet in het proces-verbaal van verhoor zijn vastgelegd. De verbalisanten hebben tot slot voorgesteld om een foto te maken van verdachte en die te tonen aan aangeefster, terwijl verdachte de implicaties daarvan niet kon overzien en hij niet over rechtskundige bijstand kon beschikken op dat moment.

Lees meer >


Bewijs dat enkel ziet op de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, is geen steunbewijs

Geplaatst op: 10 april 2023

In HR 13 juli 2010,  ECLI:NL:HR:2010:BM2452 gaat het om een 8 jarig meisje dat haar stiefvader beschuldigt van ontucht. Het meisje verklaart vrij specifiek over verschillende seksuele handelingen  Het hof heeft dit als betrouwbaar aangemerkt:

“De verklaringen zoals afgelegd door [slachtoffer] zijn zeer gedetailleerd en passen niet bij een meisje van acht jaar oud (ten tijde van het studioverhoor, d.d. 17 oktober 2006). [slachtoffer] verklaart dat zij bij het vasthouden van de penis van verdachte ‘de botten voelde waar het bloed door stroomt (pagina 49). Over het aftrekken van verdachte verklaart ze: ‘dan gaat het lijf helemaal boven het puntje, als ik hem omhoog doe. En als het naar beneden gaat, dan wordt het bovenstuk kaal’ (pagina 50). Als [slachtoffer] enige tijd de aftrekkende beweging maakte, kwam er ‘witte vloeistof’ uit de penis van verdachte, welke (‘heel wittig en een beetje kleverig’) was (pagina 52).

Dat [slachtoffer] deze beschrijvingen geeft op basis van wat zij gezien zou hebben van verdachte (het aftrekken onder de douche, of de seks tussen verdachte en [slachtoffer]s’ moeder), acht het hof onaannemelijk. [Slachtoffer] verklaart, zoals hiervoor is weergegeven, dat wat uit verdachtes penis kwam, witte vloeistof (‘heel wittig en een beetje kleverig) was. Ook verklaart [slachtoffer] wat ze voelde toen zij de penis van verdachte vasthield (‘ik voelde de botten waar zijn bloed doorstroomt): Dat zij het hier over de penis van verdachte heeft, blijkt onder meer uit de verklaringen van [slachtoffer] dat het witte spul “Op [verdachte] zijn buik’ kwam (pagina 52).

Voor de stelling dat [slachtoffer] de details zou hebben van de kinderen van [betrokkene 7], kan geen steun worden gevonden in andere stukken uit het dossier.

Het door de verdediging gevoerde verweer dat niet uit te sluiten valt dat de verklaringen van [slachtoffer] haar zijn ‘aangepraat’, is, naar het oordeel van het hof onaannemelijk, mede bezien de gedetailleerdheid en consistentie van haar verklaringen. De posterioriteit van de gedragsveranderingen bij [slachtoffer] zijn naar het oordeel van het hof, mede gezien de impact die een studioverhoor heeft en de nodige spanningen binnen het gezin, geen reden om aan de juistheid van haar verklaringen te twijfelen. Bovendien zijn de gedragsveranderingen niet van dien aard ([slachtoffer] zou onder meer ‘knuffeliger’ en aanhankelijker zijn) dat daaruit ondubbelzinnig conclusies kunnen worden getrokken.

Er zijn derhalve geen redenen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen. Bovendien slaat het hof acht op de gebleken omstandigheid dat verdachte bepaald onvoldoende de grenzen van zijn eigen seksualiteit voor ogen heeft gehouden. Het hof wijst op het masturberen in een niet afgesloten ruimte, het overlopen worden bij het hebben van seks met zijn partner, en het niet strikt ontoegankelijk maken voor [slachtoffer] van zijn pornografisch materiaal.”

Daarop heeft het gerechtshof het ten laste gelegde bewezen verklaard, maar de Hoge Raad laat het niet in stand:

“.4. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen (vgl. HR 26 januari 2010, LJN BK2094).

Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd.

2.5. In de onderhavige zaak is het kennelijke oordeel van het Hof dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet alleen kan worden aangenomen op grond van hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard maar dat de door haar gereleveerde feiten en omstandigheden voldoende steun vinden in ander gebezigd bewijsmateriaal, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Aangezien de nadere motivering van het Hof betrekking heeft op de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer], draagt die motivering niet bij aan het kennelijke oordeel van het Hof dat hetgeen zij heeft verklaard, voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd.”

CONCLUSIE P-G


Aanwezigheid verdachte in de buurt van plaats schennispleging is onvoldoende steunbewijs

Geplaatst op: 10 april 2023

In HR 14 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:637 ging het om de vraag of de verklaring aangeefster voldoende steun vindt de in aanwezigheid van de verdachte vlakbij ( de beweerde) plaats delict kort na voorval en omstandigheid dat aangeefster kort na voorval heeft gebeld met politie en haar echtgenoot. De Hoge Raad vindt van niet en overweegt:

Lees meer >


Verweren tegen gebruik schakelbewijsconstructie

Geplaatst op: 17 oktober 2022

In zedenzaken zien we wel vaker dat het bewijs erg mager is. Om dan toch tot een veroordeling te komen, wil de officier nog al eens proberen om het bewijs rond te krijgen via de constructie van het schakelbewijs. Hier valt vaak echter nog goed verweer tegen te voeren. Wij zullen aan de hand van de jurisprudentie verschillende verweren bespreken.

Lees meer >


Locatie en emotie hoeft niet altijd steunbewijs op te leveren

Geplaatst op: 04 januari 2022

Steunbewijs voor een bewezenverklaring van een zedendelict kan al in de kleinste dingen zitten.
Het kan ook een beschrijving van de emotie van het slachtoffer zijn, kort na het vooral. In sommige gevallen kan dat voldoende zijn.
Evenwel kan die emotie ook door andere redenen worden verklaard. Dan levert die emotie weer geen bewijs op. Het gaat steeds om een afweging van de verschillende factoren. In HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1594 ging het om de vraag of de locatie en de emotie voldoende kan steunbewijs kan vormen. Het hof meende van wel, maar de Hoge Raad nam met de motivering geen genoegen en casseerde.

Lees meer >


Verklaringen over 3 verschillende gevallen van ontucht levert geen steunbewijs voor elkaar op

Geplaatst op: 22 december 2021

Een 51-jarige man uis door de rechtbank Oost-Brabant vrijgesproken (ECLI:NL:RBOBR:2015:6836). De man werd ervan verdacht 3 minderjarige jongens te hebben misbruikt. De jongens deden aangifte tegen de verdachte en verklaarden dat zij over uiteenlopende periodes (tussen 2011 en 2013) zijn misbruikt door de man. Twee van de jongens zouden geld van hem hebben gekregen om seksuele handelingen te verrichten of ondergaan. De derde jongen verklaarde dat hij door de man bij zijn geslachtsdelen was betast. De verdachte bevestigde alleen dat de jongens in de bewuste periodes in zijn woning zijn geweest, verder beriep hij zich op zijn zwijgrecht.
Volgens de officier van justitie ondersteunen de verklaringen van de jongens elkaar en levert dit in een constructie van schakelbewijs voldoende bewijs op. De rechtbank oordeelt dat deze constructie niet opgaat. Weliswaar gaat het hier om soortgelijke feiten, maar geen van de feiten wordt zelfstandig met voldoende bewijsmiddelen gefundeerd. Per feit is er slechts de aangifte, die niet door andere, objectieve, bewijsmiddelen in voldoende mate wordt ondersteund. De rechtbank kan de ten laste gelegde delicten dus niet bewezen verklaren en spreekt de man daarom vrij.

Lees meer >


Aanwezigheid verdachte in nabijheid en bellen door aangeefster onvoldoende bewijs schennispleging

Geplaatst op: 04 februari 2021

De omstandigheid dat verdachte met het specifieke signalement, korte tijd na de schennis in de directe nabijheid van de plaats-delict door de politie is aangetroffen is onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster.
Ook is het niet voldoende dat de vrouw meteen haar man heeft gebeld na het voorval.

Lees meer >


Bewijsminimumregels strafrecht

Geplaatst op: 28 september 2020

Voor een bewezenverklaring moet hij in de eerste plaats voor alle onderdelen van de gewenste bewezenverklaring over ten minste
één bewijsmiddel beschikken. Kan een onderdeel van de tenlastelegging niet worden bewezen, dan moet vrijspraak volgen.In de tweede plaats moet de gewenste bewezenverklaring als geheel kunnen worden aangetoond door een minimale hoeveelheid bewijsmateriaal. De regels die daarbij gelden, worden aangeduid als bewijsminimumregels. Soms zal de tweede bewijsgrond onvoldoende zijn om te voldoen aan de bewijsminimumregel, omdat de bewijsgrond niet rechtstreeks een onderdeel van de bewezenverklaring ondersteunt

Bewijsminimumregels als waarborgen voor de waarheidsvinding in strafzaken

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden