Meer informatie sex met bewusteloze, onmachtige of gestoorde Archives - Zedenadvocaat https://www.zedenadvocaat.nl/advocaat-sex-bewusteloze-onmachtige-gestoorde/ Tue, 30 Jan 2024 06:52:16 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.6 Alcoholgebruik leidt niet per definitie tot verminderd bewustzijn https://www.zedenadvocaat.nl/alcoholgebruik-leidt-niet-per-definitie-tot-verminderd-bewustzijn/ https://www.zedenadvocaat.nl/alcoholgebruik-leidt-niet-per-definitie-tot-verminderd-bewustzijn/#respond Tue, 30 Jan 2024 06:52:16 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=2168 Als een aangever / aangeefster alcohol heeft gebruikt, leidt dat niet per definitie tot de vaststelling dat die persoon ook in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Kernvragen zijn steeds: Of een aangeefster door het alcoholgebruik sprake was van een verminderd bewustzijn of zij daardoor ook niet of onvoldoende in staat was om haar wil […]

The post Alcoholgebruik leidt niet per definitie tot verminderd bewustzijn appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Als een aangever / aangeefster alcohol heeft gebruikt, leidt dat niet per definitie tot de vaststelling dat die persoon ook in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Kernvragen zijn steeds:

  • Of een aangeefster door het alcoholgebruik sprake was van een verminderd bewustzijn
  • of zij daardoor ook niet of onvoldoende in staat was om haar wil kenbaar te maken
  • en of de verdachte bekend was met dat verminderde bewustzijn.

In een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1976 speelde deze vragen ook. Het bewijs strandde al bij de eerste vraag. Enkel op basis van het alcoholgebruik kon niet worden vastgesteld dat er sprake was van een verminderd bewustzijn.
Het hof oordeelde als volgt:

“Voor een veroordeling op grond van het bepaalde in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht moet in de onderhavige zaak komen vast te staan dat aangeefster in staat van verminderd bewustzijn verkeerde waardoor zij niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de door verdachte verrichte ontuchtige handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Daarbij doet op zichzelf het gedrag van aangeefster gedurende de avond, voorafgaand aan – en tijdens het ten laste gelegde gebeuren niet zozeer ter zake, maar gaat het er veeleer om of haar gebruik van alcohol en/of drugs zodanig is geweest dat zij daardoor in een voor een bewezenverklaring vereiste staat van verminderd bewustzijn is geraakt. Vervolgens moet voor een veroordeling wegens dit feit nog komen vast te staan dat verdachte hiervan op de hoogte was, dan wel dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster in zodanige toestand verkeerde.

Vast staat dat alcoholhoudende drank, eenmaal genuttigd, de bewustheidstoestand van een mens beïnvloedt. Anders dan de advocaat-generaal oordeelt het hof dat niet ieder gebruik van alcoholhoudende drank door een mens van zodanige invloed op de bewustheidstoestand is, dat daarmee al van ‘verminderd bewustzijn’ als bedoeld in artikel 243 Sr sprake is. Daartoe zal tevens moeten kunnen worden vastgesteld dat door die staat van verminderd bewustzijn de betreffende niet of onvolkomen in staat is zijn wil te bepalen of kenbaar te maken. Deze vaststelling kan geschieden aan de hand van verklaringen van personen, al dan niet gesteund door objectieve feiten en omstandigheden.

Aangeefster verklaart dat zij voordat zij naar de onderhavige horecagelegenheid ging een geringe hoeveelheid speed heeft gebruikt en bier heeft gedronken. Vast staat dat zij in de onderhavige horecagelegenheid gedurende haar verblijf aldaar van ongeveer tweeënhalf uur alcoholische drankjes heeft gedronken. Omtrent de precieze hoeveelheid van de door haar genuttigde hoeveelheid alcohol bestaat geen duidelijkheid. Onderzoek daarnaar is niet gedaan. Evenmin bestaat duidelijkheid over de staat waarin aangeefster verkeerde.

Het hof stelt voorts vast dat hetgeen aangeefster zelf heeft verklaard omtrent de staat waarin zij verkeerde geen steun vindt in de verklaringen van anderen en dat dit evenmin wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen zoals de camerabeelden in het dossier. Reeds op grond hiervan kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen van hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.”

Eerder kwam ook de rechtbank al tot vrijspraak (ECLI:NL:RBNNE:2018:4062):

De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat aangeefster hierover zeer summier heeft verklaard, terwijl uit hetgeen zich verder in het dossier bevindt een dergelijke staat niet blijkt of is af te leiden. De vraag die voorligt is derhalve of er bij aangeefster sprake was van een situatie van verminderd bewustzijn, zoals omschreven in artikel 243 Sr.

In de wetsgeschiedenis is omtrent de staat van verminderd bewustzijn omschreven dat bij de invulling van dit begrip onder meer gedacht kan worden aan situaties waarin de persoon zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol of drugs. Het gaat niet om de situatie dat iemand geheel van de wereld is. Het gaat om situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander.(Kamerstukken II 2001/02, 27745, 6, p. 22.) Het gaat om situaties waarin een persoon in onvoldoende mate zijn of haar wil kan bepalen en kenbaar maken ten aanzien van instemming of afwijzing van seks met een ander. Daarbij kan worden gedacht aan een verminderd bewustzijn in een sluimering of halfslaap dan wel als gevolg van dronkenschap of drugsintoxicatie..(Kamerstukken I 2001/02, 27745, 299b, p. 11).

Daarbij stelt de rechtbank het volgende vast:

  • dat aangeefster volgens haar verklaring voorafgaand aan haar bezoek aan de horecagelegenheid waar verdachte en de twee medeverdachten als barman werkten een kleine hoeveelheid speed heeft gebruikt en bier heeft gedronken. Ook in de betreffende horecagelegenheid heeft zij vervolgens nog een paar alcoholische drankjes gehad. Onduidelijk is hoeveel alcohol zij genuttigd heeft. Objectief bewijs in de vorm van uitslagen van een adem- of bloedonderzoek over het speed- en/of alcoholgehalte ontbreekt. Over de staat waarin aangeefster verkeerde, is daarnaast wisselend verklaard, namelijk van (“goed”) aangeschoten tot (“lekker”) dronken.
  • Door de bewakingscamera van de horecagelegenheid zijn gedurende de nacht beelden gemaakt. Uit deze beelden blijkt dat aangeefster, hoewel zij op momenten onvast ter been is, gedurende haar gehele verblijf in de horecagelegenheid in staat is te dansen en diverse gesprekken te voeren.
  • Uit de beelden en uit meerdere getuigenverklaringen volgt verder dat aangeefster uitdagend gedrag vertoonde door onder meer haar wijze van dansen met verschillende personen en het meermalen op de bar klimmen en gaan liggen voor zogenoemde bellyshots. Uit de verklaringen van verdachte, de medeverdachten en verschillende getuigen komt daarnaast naar voren dat het hebben van seks met meerdere barmannen die avond meerdere malen ter sprake is geweest tussen aangeefster en één of meer verdachten. Meerdere getuigen verklaren dat aangeefster, toen haar vriendin de horecagelegenheid na sluitingstijd samen met haar wilde verlaten, duidelijk te kennen gaf dat zij niet mee wilde met haar vriendin, maar in de horecagelegenheid wilde blijven. De rechtbank leidt uit deze verklaringen af dat aangeefster op dat moment nog voldoende in staat was haar wil te bepalen en kenbaar te maken. De camerabeelden van de situatie even voor sluitingstijd geven geen aanleiding daar anders over te denken.
  • Op de beelden is vervolgens te zien dat aangeefster zelfstandig achter één van de verdachten aanloopt naar de ruimte achter de bar. Verdachte houdt de deur voor haar open en beiden verdwijnen uit beeld. Vast staat dat daarna in die ruimte de tenlastegelegde seksuele handelingen plaats hadden. Korte tijd later is, op andere camerabeelden, te zien dat aangeefster de achteruitgang van het pand uitstapt en meteen wegloopt. Op beide momenten, dus direct voor en direct na de seksuele handelingen, is aangeefster in ieder geval in staat zelfstandig, doelgericht, in een rechte lijn en in normaal tempo te lopen. Deze beelden geven in zoverre dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat op die momenten sprake was van een toestand van verminderd bewustzijn.

Ander concreet, de aangifte ondersteunend bewijs voor het bestaan van een dergelijke toestand ontbreekt. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte(n) vrij.

The post Alcoholgebruik leidt niet per definitie tot verminderd bewustzijn appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/alcoholgebruik-leidt-niet-per-definitie-tot-verminderd-bewustzijn/feed/ 0
Geen staat van verminderd bewustzijn, ondanks alcohol en drugs https://www.zedenadvocaat.nl/geen-staat-van-verminderd-bewustzijn-ondanks-alcohol-en-drugs/ https://www.zedenadvocaat.nl/geen-staat-van-verminderd-bewustzijn-ondanks-alcohol-en-drugs/#respond Sun, 03 Feb 2019 12:00:37 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1967 In de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 oktober 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4063 ging het om een slachtoffer dat weliswaar alcohol en drugs op had maar volgens de rechtbank was het niet zo dat zij daardoor onvoldoende in staat was om haar wil te bepalen. De rechtbank acht niet bewezen dat aangeefster, die weliswaar onder invloed […]

The post Geen staat van verminderd bewustzijn, ondanks alcohol en drugs appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
In de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 oktober 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4063 ging het om een slachtoffer dat weliswaar alcohol en drugs op had maar volgens de rechtbank was het niet zo dat zij daardoor onvoldoende in staat was om haar wil te bepalen. De rechtbank acht niet bewezen dat aangeefster, die weliswaar onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde dat zij in onvoldoende mate haar wil kon bepalen omtrent het verrichten en dulden van seksuele handelingen of dat zij geen weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte en de medeverdachten.

Er waren een aantal omstandigheden hierbij bepalend:

  • Onduidelijk is hoeveel alcohol er genuttigd is; geen objectief bewijs in de vorm van uitslagen van adem- of bloedonderzoek naar alcohol- en speedgebruik
  • Uit beelden en getuigenverklaringen volgt dat aangeefster uitdagend gedrag vertoonde
  • Bij sluitingstijd gaf ze duidelijk aan niet mee te willen met haar vriendin
  • Op beelden is te zien hoe aangeefster zelfstandig achter een van de verdachten aanloopt (ze was in staat om zelfstandig, doelgericht en in een rechte lijn en in normaal tempo te lopen)
  • Ander concreet, de aangifte ondersteunend bewijs voor het bestaan van een toestand van verminderd bewustzijn ontbreekt

Uitspraak rechtbank; geen bewijs voor staat van verminderd bewustzijn

De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.

De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat aangeefster hierover zeer summier heeft verklaard, terwijl uit hetgeen zich verder in het dossier bevindt een dergelijke staat niet blijkt of is af te leiden. De vraag die voorligt is derhalve of er bij aangeefster sprake was van een situatie van verminderd bewustzijn, zoals omschreven in artikel 243 Sr.

In de wetsgeschiedenis is omtrent de staat van verminderd bewustzijn omschreven dat bij de invulling van dit begrip onder meer gedacht kan worden aan situaties waarin de persoon zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol of drugs. Het gaat niet om de situatie dat iemand geheel van de wereld is. Het gaat om situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander.1 Het gaat om situaties waarin een persoon in onvoldoende mate zijn of haar wil kan bepalen en kenbaar maken ten aanzien van instemming of afwijzing van seks met een ander. Daarbij kan worden gedacht aan een verminderd bewustzijn in een sluimering of halfslaap dan wel als gevolg van dronkenschap of drugsintoxicatie..2

De rechtbank stelt vast dat aangeefster volgens haar verklaring voorafgaand aan haar bezoek aan de horecagelegenheid waar verdachte en de twee medeverdachten als barman werkten een kleine hoeveelheid speed heeft gebruikt en bier heeft gedronken. Ook in de betreffende horecagelegenheid heeft zij vervolgens nog een paar alcoholische drankjes gehad. Onduidelijk is hoeveel alcohol zij genuttigd heeft. Objectief bewijs in de vorm van uitslagen van een adem- of bloedonderzoek over het speed- en/of alcoholgehalte ontbreekt. Over de staat waarin aangeefster verkeerde, is daarnaast wisselend verklaard, namelijk van (“goed”) aangeschoten tot (“lekker”) dronken.

Door de bewakingscamera van de horecagelegenheid zijn gedurende de nacht beelden gemaakt. Uit deze beelden blijkt dat aangeefster, hoewel zij op momenten onvast ter been is, gedurende haar gehele verblijf in de horecagelegenheid in staat is te dansen en diverse gesprekken te voeren.

Uit de beelden en uit meerdere getuigenverklaringen volgt verder dat aangeefster uitdagend gedrag vertoonde door onder meer haar wijze van dansen met verschillende personen en het meermalen op de bar klimmen en gaan liggen voor zogenoemde bellyshots. Uit de verklaringen van verdachte, de medeverdachten en verschillende getuigen komt daarnaast naar voren dat het hebben van seks met meerdere barmannen die avond meerdere malen ter sprake is geweest tussen aangeefster en één of meer verdachten. Meerdere getuigen verklaren dat aangeefster, toen haar vriendin de horecagelegenheid na sluitingstijd samen met haar wilde verlaten, duidelijk te kennen gaf dat zij niet mee wilde met haar vriendin, maar in de horecagelegenheid wilde blijven. De rechtbank leidt uit deze verklaringen af dat aangeefster op dat moment nog voldoende in staat was haar wil te bepalen en kenbaar te maken. De camerabeelden van de situatie even voor sluitingstijd geven geen aanleiding daar anders over te denken.

Op de beelden is vervolgens te zien dat aangeefster zelfstandig achter één van de verdachten aanloopt naar de ruimte achter de bar. Verdachte houdt de deur voor haar open en beiden verdwijnen uit beeld. Vast staat dat daarna in die ruimte de tenlastegelegde seksuele handelingen plaats hadden. Korte tijd later is, op andere camerabeelden, te zien dat aangeefster de achteruitgang van het pand uitstapt en meteen wegloopt. Op beide momenten, dus direct voor en direct na de seksuele handelingen, is aangeefster in ieder geval in staat zelfstandig, doelgericht, in een rechte lijn en in normaal tempo te lopen. Deze beelden geven in zoverre dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat op die momenten sprake was van een toestand van verminderd bewustzijn.

Ander concreet, de aangifte ondersteunend bewijs voor het bestaan van een dergelijke toestand ontbreekt.

Op basis van de beschikbare bewijsmiddelen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat aangeefster, die weliswaar onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde dat zij in onvoldoende mate haar wil kon bepalen omtrent het verrichten en dulden van seksuele handelingen of dat zij geen weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte en de medeverdachten.

De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het hem ten laste gelegde.

 

The post Geen staat van verminderd bewustzijn, ondanks alcohol en drugs appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/geen-staat-van-verminderd-bewustzijn-ondanks-alcohol-en-drugs/feed/ 0
Zwaar lichamelijk beperkt en in rolstoel betekent nog niet lichamelijke onmacht https://www.zedenadvocaat.nl/zwaar-lichamelijk-beperkt-en-in-rolstoel-betekent-nog-niet-lichamelijke-onmacht/ https://www.zedenadvocaat.nl/zwaar-lichamelijk-beperkt-en-in-rolstoel-betekent-nog-niet-lichamelijke-onmacht/#respond Sun, 25 Mar 2018 18:35:24 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1835 Dat iemand zwaar lichamelijk beperkt is en in een rolstoel zit, betekent nog niet dat er sprake is van een toestand van lichamelijke onmacht in de zin van de wet. Het hebben van seks of het verrichten van seksuele handelingen met iemand in een rolstoel zit, is dus niet zonder meer strafbaar. Dit volgt ook […]

The post Zwaar lichamelijk beperkt en in rolstoel betekent nog niet lichamelijke onmacht appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Dat iemand zwaar lichamelijk beperkt is en in een rolstoel zit, betekent nog niet dat er sprake is van een toestand van lichamelijke onmacht in de zin van de wet. Het hebben van seks of het verrichten van seksuele handelingen met iemand in een rolstoel zit, is dus niet zonder meer strafbaar. Dit volgt ook uit de uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant, van 6 december 2017, NBSTRAF 2018/57.

“De Rechtbank is van oordeel dat de stukken in het dossier onvoldoende concrete en specifieke aanknopingspunten bieden om met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat K. J. van R. in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent het laten likken en zoenen van haar ontblote borsten te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. De omstandigheid dat J. van R. zwaar lichamelijk beperkt is en daardoor gebruik moet maken van een rolstoel betekent immers niet dat zij daardoor in staat van lichamelijke onmacht verkeerde in de zin van de wet. Evenmin is gebleken dat zij niet in staat was haar wil te bepalen; integendeel, uit de omstandigheid dat zij zelf wilde zoenen met de verdachte en ook naderhand, volgens de verklaring van haar moeder, er geen problemen mee had dat dat gebeurd was, leidt de Rechtbank af dat zij in staat was zelf haar wil hieromtrent te bepalen.
Het feit dat zij licht verstandelijk beperkt is maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de Rechtbank kan het primair ten laste gelegde dan ook niet wettig bewezen worden en moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
subsidiair
Voor een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde is vereist dat vastgesteld kan worden dat de verdachte op dat moment als taxichauffeur werkzaam was in de maatschappelijke zorg en dat J. van R. aan zijn hulp en/of zorg was toevertrouwd in de zin van art. 249 lid 2 onder 3 Sr. Met dit artikel wordt beoogd een cliënt te beschermen tegen, onder meer, misbruik van psychisch overwicht dat de hulpverlener op haar heeft of de afhankelijke positie en het vertrouwen dat hij van haar heeft gewonnen. Naar het oordeel van de Rechtbank kan uit de aard van de verrichte handelingen, het vervoeren van personen met een verstandelijke beperking, niet worden afgeleid dat de verdachte als taxichauffeur werkzaam was in de maatschappelijke zorg in de zin van art. 249 lid 2 onder 3 Sr. Nu het dossier onvoldoende bewijs omvat voor het subsidiair tenlastegelegde is de Rechtbank van oordeel dat de verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken.”

The post Zwaar lichamelijk beperkt en in rolstoel betekent nog niet lichamelijke onmacht appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/zwaar-lichamelijk-beperkt-en-in-rolstoel-betekent-nog-niet-lichamelijke-onmacht/feed/ 0
Seksuele misleiding niet strafbaar https://www.zedenadvocaat.nl/seksuele-misleiding-strafbaar/ https://www.zedenadvocaat.nl/seksuele-misleiding-strafbaar/#respond Sun, 27 Aug 2017 20:33:43 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1620 Wat buiten de sfeer van art. 243 en 247 Sr valt, zijn gevallen van zogenoemde seksuele misleiding en gevallen waarin de beperking van de bewegingsvrijheid direct van buitenaf plaatsvindt. Wat de seksuele misleiding betreft is relevant dat bij de Partiële herziening zedelijkheidswetgeving in het conceptwetsvoorstel een bepaling tegen seksuele misleiding was opgenomen, maar deze uit […]

The post Seksuele misleiding niet strafbaar appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Wat buiten de sfeer van art. 243 en 247 Sr valt, zijn gevallen van zogenoemde seksuele misleiding en gevallen waarin de beperking van de bewegingsvrijheid direct van buitenaf plaatsvindt. Wat de seksuele
misleiding betreft is relevant dat bij de Partiële herziening zedelijkheidswetgeving in het conceptwetsvoorstel een bepaling tegen seksuele misleiding was opgenomen, maar deze uit het voorstel is verwijderd na kritiek van de geraadpleegde adviesorganen (Gevreesd werd voor een te ruime toepassing. Zie Kamerstukken II 2001/02, 27 745, nr. 3, p. 2 en 7‐9).


De voorbeelden en omschrijving van ‘verminderd bewustzijn’ zoals gegeven in de parlementaire stukken lijken voorts uit te sluiten dat de seksuele misleiding onder die noemer is gebracht. Het feit dat iemand bijvoorbeeld wordt misleid omtrent de identiteit van de sekspartner, brengt dus kennelijk op zichzelf nog niet mee dat deze in staat van ‘verminderd bewustzijn’ verkeert in de zin van art. 243 en 247.
Dat misleiding niet onder ‘staat van (lichamelijke) onmacht’ valt, was al eerder bepaald in het Curaçaose arts‐arrest (HR 29 november 1966, NJ 1967/116).

The post Seksuele misleiding niet strafbaar appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/seksuele-misleiding-strafbaar/feed/ 0
Laag IQ en art 243 Sr. – niet blijkt dat aangeefster onvoldoende haar wil kon bepalen https://www.zedenadvocaat.nl/laag-iq-en-art-243-sr-niet-blijkt-dat-aangeefster-onvoldoende-haar-wil-kon-bepalen/ https://www.zedenadvocaat.nl/laag-iq-en-art-243-sr-niet-blijkt-dat-aangeefster-onvoldoende-haar-wil-kon-bepalen/#respond Sat, 11 Jun 2016 11:18:54 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1418 De rechtbank spreekt verdachte vrij van 243 Sr, omdat niet kan worden vastgesteld dat het vermeende slachtoffer haar wil niet kon bepalen, kenbaar maken of weerstand kon bieden. Enkel het feit dat aangeefster een laag IQ heeft, is hiervoor onvoldoende en in het dossier worden zelfs aanwijzingen aangetroffen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij […]

The post Laag IQ en art 243 Sr. – niet blijkt dat aangeefster onvoldoende haar wil kon bepalen appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
De rechtbank spreekt verdachte vrij van 243 Sr, omdat niet kan worden vastgesteld dat het vermeende slachtoffer haar wil niet kon bepalen, kenbaar maken of weerstand kon bieden. Enkel het feit dat aangeefster een laag IQ heeft, is hiervoor onvoldoende en in het dossier worden zelfs aanwijzingen aangetroffen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij goed wist wat ze wilde en deed (Rb Rotterdam, 11 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9236).

Rechtbank: laag IQ is onvoldoende om geen vrije wil aan te nemen bij art. 243 Sr.

De rechtbank overwoog als volgt in deze zaak:

“Het staat buiten kijf dat de verdachte seks (geslachtsgemeenschap) heeft gehad met [naam vrouw] . Zowel de verdachte als [naam vrouw] heeft verklaard meermalen seksueel contact te hebben gehad en dit wordt bevestigd door wat in de chatberichten valt te lezen.

Ook kan eenvoudig worden vastgesteld dat [naam vrouw] ten tijde van het ten laste gelegde feit leed aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Weliswaar is er geen rapport met een IQ-meting van een datum in de ten laste gelegde periode voorhanden, maar eerdere metingen komen uit op een licht zwakzinnig niveau en er is geen enkele aanwijzing dat hierin een wezenlijke verandering is opgetreden.

Echter, de rechtbank kan niet vaststellen dat [naam vrouw] ten tijde van het ten laste gelegde feit niet of onvolkomen in staat was om ten aanzien van dit seksuele contact haar wil te bepalen of kenbaar te maken of weerstand te bieden. De enkele vaststelling dat [naam vrouw] een lager IQ dan gemiddeld heeft, is daarvoor onvoldoende.

In tegendeel, er zijn juist aanknopingspunten die er op wijzen dat [naam vrouw] juist wel in staat was om haar wil te bepalen ten aanzien van dit seksuele contact. Uit de gevoerde chatgesprekken blijkt dat [naam vrouw] de verdachte steeds liefdevol aansprak en ook zelf regelmatig het initiatief nam voor een chatgesprek. Ook in die gesprekken toonde zij zich niet passief. Zij deed er alles aan om samen te zijn met de verdachte en zij probeerde het contact met de verdachte te verbergen voor haar pleegouders. Hieruit leidt de rechtbank af dat [naam vrouw] zich ervan bewust was dat haar pleegouders de (seksuele) contacten met de verdachte afkeurden en haar eigen afweging heeft gemaakt om toch door te gaan. Uit de chatgesprekken is voorts gebleken dat de verdachte [naam vrouw] tevoren heeft gevraagd of zij het goed vond dat er seksueel contact zou plaatsvinden wanneer zij elkaar weer zouden zien en dat bovendien over het gebruik van condooms is gesproken. [naam vrouw] heeft deze vragen van de verdachte ook beantwoord. Hierdoor kan ook niet worden gesteld dat [naam vrouw] is overrompeld door de verdachte bij de seksuele contacten. Ook heeft [naam vrouw] zich naar het oordeel van de rechtbank gezien bovenstaande omstandigheden kunnen onttrekken aan de invloedsfeer van de verdachte.

Ten slotte merkt de rechtbank op, dat uit de verklaringen van [naam vrouw] blijkt dat de verdachte niet de eerste was met wie zij seks had, dat ze dus tevoren echt wel wist wat seks inhield, en dat er geen aanwijzingen zijn dat zij ook toen haar wil niet kon bepalen of kenbaar kon maken, of weerstand kon bieden.”

The post Laag IQ en art 243 Sr. – niet blijkt dat aangeefster onvoldoende haar wil kon bepalen appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/laag-iq-en-art-243-sr-niet-blijkt-dat-aangeefster-onvoldoende-haar-wil-kon-bepalen/feed/ 0
Zekere mate van dronkenschap onvoldoende voor ‘verminderd bewustzijn’ https://www.zedenadvocaat.nl/zekere-mate-van-dronkenschap-onvoldoende-voor-verminderd-bewustzijn/ https://www.zedenadvocaat.nl/zekere-mate-van-dronkenschap-onvoldoende-voor-verminderd-bewustzijn/#respond Fri, 10 Jun 2016 20:06:34 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1416 Een minderjarige wordt verdacht van het samen met anderen verrichten van seksuele handelingen, met iemand die op dat moment in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Het meisje verkeerde in een staat van dronkenschap, maar volgens de rechtbank kon niet worden vastgesteld dat dit ook in zodanige mate was dat er sprake was van ‘verminderd bewustzijn’ […]

The post Zekere mate van dronkenschap onvoldoende voor ‘verminderd bewustzijn’ appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Een minderjarige wordt verdacht van het samen met anderen verrichten van seksuele handelingen, met iemand die op dat moment in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Het meisje verkeerde in een staat van dronkenschap, maar volgens de rechtbank kon niet worden vastgesteld dat dit ook in zodanige mate was dat er sprake was van ‘verminderd bewustzijn’ (Rb Midden-Nederland, 22 maart 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:1469).

Feitencomplex: seks in staat van dronkenschap

In de nacht van 4 op 5 april 2015 is aangeefster [aangeefster] met een vriendin uit geweest in Club [naam] . Voordat ze naar de club ging was ze al behoorlijk aangeschoten. In de club heeft ze nog shotjes gedronken. Aangeefster kan zich niet meer herinneren wat in de [naam] is gebeurd en weet niet meer wanneer en met wie ze is vertrokken. Uit de verklaring van portier [getuige] van Club [naam] , blijkt dat aangeefster de club uit is gezet omdat ze behoorlijk dronken was en onzedelijk en uitdagend gedrag vertoonde naar jongens en mannen. Uit camerabeelden blijkt dat aangeefster, nadat zij uit de club wordt gezet, bij een jongen op een bankje gaat zitten en haar arm om hem heen slaat. Vervolgens staat ze op, doet haar jas omhoog en gaat met haar billen op de schoot van de jongen zitten. Ze staat weer op en gaat, met haar gezicht naar de jongen toegekeerd, weer op zijn schoot zitten en maakt daarbij op en neergaande bewegingen. Aangeefster wordt hierop aangesproken door een man, waarna zij van de schoot van de jongen afgaat. Vervolgens is te zien dat aangeefster achterop een scooter gaat zitten, waarna de scooter met haar wegrijdt. Aangeefster verklaart dat ze niet veel meer weet, maar op een gegeven moment “wakker” werd in een fietsenhok, terwijl ze de penis van een jongen in haar mond had. Ze verklaart dat er nog een jongen bij was en dat ze beide jongens heeft gepijpt terwijl zij op haar knieën voor hen zat. De volgende herinnering die aangeefster heeft, is het moment dat ze een warmtefolie deken om zich heen had. Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad seksuele handelingen met aangeefster heeft verricht en dat aangeefster heeft gezegd dat zij seks met hem wilde en initiatief heeft genomen bij het verrichten van de handelingen.

Beoordelingsmaatstaf – art 243 Sr; staat van verminderd bewustzijn

Vast staat dat verdachte met aangeefster seksuele handelingen heeft verricht. Om vast te stellen of verdachte zich hierdoor schuldig heeft gemaakt aan hetgeen artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht sanctioneert, dient de vraag te worden beantwoord of aangeefster ten tijde van deze handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht.
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysieke weerloze toestand heeft verkeerd. De vraag in deze is dan ook of aangeefster verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.

Definitie ‘verminderd bewustzijn’

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel ‘verminderd bewustzijn’ in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, bijvoorbeeld in een roes verkeren na inname van alcohol, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Vast staat dat aangeefster in zekere mate van dronkenschap verkeerde op het moment dat zij Club [naam] verliet. Uit de beschrijving van de camerabeelden valt op te maken dat zij wel in staat was om te lopen, bij iemand op schoot te gaan zitten, weer op te staan en vervolgens op- en neer gaande bewegingen bij die persoon te maken. Wanneer zij op haar gedrag wordt aangesproken, stopt zij hiermee. De rechtbank leidt hieruit af dat aangeefster niet in zodanige dronken toestand verkeerde, dat zij haar eigen wil op dat moment in het geheel niet meer kon bepalen en/of niet aanspreekbaar was. De persoon die aangeefster ongeveer anderhalf uur later halfnaakt langs de weg aantreft, heeft verklaard dat zij toen onsamenhangend sprak en de hele tijd moest overgeven. De rechtbank kan op grond van de stukken in het dossier niet vaststellen wat de staat van aangeefster is geweest vanaf het moment dat ze zelf achterop de scooter stapte, tot aan het moment dat ze langs de weg wordt aangetroffen en of deze staat tussentijds gewijzigd is. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is overwogen, kan de rechtbank niet zonder redelijke twijfel vaststellen of sprake is geweest van een staat van verminderd bewustzijn bij aangeefster, ten tijde van het ondergaan van de seksuele handelingen. Door het gedrag van aangeefster en hetgeen zij heeft gezegd tegen verschillende personen kort voor het ondergaan van de seksuele handelingen is ook niet vast te stellen dat verdachte moest weten dat aangeefster zich ten tijde van de seksuele handelingen in een soort sluimertoestand of roes bevond. Het dossier bevat daartoe onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van het tenlastegelegde feit. De rechtbank voegt hieraan toe dat, hoewel een strafbaar feit niet bewezen kan worden, verdachte zich gezien de kennelijke staat van dronkenschap van aangeefster, wel mag afvragen of hij niet een andere keuze had moeten maken.

The post Zekere mate van dronkenschap onvoldoende voor ‘verminderd bewustzijn’ appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/zekere-mate-van-dronkenschap-onvoldoende-voor-verminderd-bewustzijn/feed/ 0
Memorie van Toelichting bij toestand van verminderd bewustzijn https://www.zedenadvocaat.nl/memorie-van-toelichting-bij-toestand-van-verminderd-bewustzijn/ https://www.zedenadvocaat.nl/memorie-van-toelichting-bij-toestand-van-verminderd-bewustzijn/#respond Thu, 04 Feb 2016 15:17:50 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1352 Volgens vaste jurisprudentie is sprake van dwang indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer het seksuele binnendringen tegen haar of zijn wil heeft ondergaan (HR 29 november 1994, NJ 1995, 201, HR 24 maart 1998, NJ 534, en HR 3 november 1998, NJ 1999, 125). Seksueel binnendringen omvat ieder binnendringen (genitaal, oraal en […]

The post Memorie van Toelichting bij toestand van verminderd bewustzijn appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Volgens vaste jurisprudentie is sprake van dwang indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer het seksuele binnendringen tegen haar of zijn wil heeft ondergaan (HR 29 november 1994, NJ 1995, 201, HR 24 maart 1998, NJ 534, en HR 3 november 1998, NJ 1999, 125).

Seksueel binnendringen omvat ieder binnendringen (genitaal, oraal en anaal) en ook het binnengedrongen houden (HR 22 februari 1994, NJ 379, en HR 3 november 1998, NJ 1999, 125).
(..)
Gelet op de aldus door de wetgever beoogde reikwijdte van artikel 242 Sr. kan de toepasselijkheid van die bepaling dan ook niet afhankelijk worden gesteld van de wijze waarop het lichaam is binnengedrongen en de aard en de ernst daarvan, nog daargelaten dat een dergelijke differentiatie op gespannen voet zou staan met de eisen die vanuit een oogpunt van rechtszekerheid aan de afgrenzing van de desbetreffende strafbepaling moeten worden gesteld (HR 21 april 1998, NJ 781). De subjectieve beleving van de dader onderscheidenlijk van het slachtoffer kan van belang zijn voor de vraag of er sprake is geweest van seksueel binnendringen, doch is hiervoor niet beslissend in die zin dat van verkrachting geen sprake zou kunnen zijn indien de dader niet bij (door) de desbetreffende handeling(en) bepaalde seksuele gevoelens heeft ondervonden onderscheidenlijk het slachtoffer die handelingen niet als seksueel heeft ervaren (HR 2 mei 1995, NJ 583).

De zaak van de verkrachting van een slapende vrouw die heeft geleid tot de uitspraak van de Hoge Raad van 24 maart 1998, betrof een uitzonderlijke casus, omdat het slachtoffer in een toestand van halfslaap misleid werd omtrent de identiteit van degene die met haar gemeenschap wenste en daardoor deze gemeenschap toeliet. Zij werd niet gedwongen en zij was niet onmachtig. Zij werd misleid in een toestand van verminderde bewustzijnstoestand.

Ik meen dat deze zaak een kleine leemte aan het licht heeft gebracht die door de wetgever moet worden opgevuld. Dat zou kunnen langs twee verschillende lijnen.

In de eerste plaats kan volgens de lijn die in de hiervoor genoemde brief is uitgezet, worden nagegaan of het zinvol is om gevallen van seksuele misleiding die buiten het bereik van de zedelijkheidswetgeving vallen, daaronder te brengen. Het door misleiding iemand opzettelijk bewegen tot ontucht is niet strafbaar, tenzij de artikelen 239, 248a (voorheen 248ter) of 249, tweede lid, onderdeel 3°, Sr. toepassing kunnen vinden. Gevallen van seksuele misleiding zouden op zich eventueel onder artikel 239 Sr. inzake schennis van de eerbaarheid kunnen worden gebracht. Ik meen dat gebruik van dit vangnet in deze gevallen niet voor de hand ligt. Het strafmaximum is te laag in verhouding tot de ernst van de gedraging. Artikel 239 Sr. heeft ook niet het oog op dit gedrag. In artikel 248a wordt onder meer strafbaar gesteld degene die door misleiding opzettelijk een minderjarige beweegt tot ontucht. In artikel 249, tweede lid, onderdeel 3°, wordt strafbaar gesteld degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd. Daaronder vallen bij voorbeeld gevallen waarbij een arts onder het mom van een medische handeling ontucht pleegt met zijn patiënt.

De vraag rijst dus of er aanleiding is om gevallen van seksuele misleiding die buiten het bereik van de artikelen 248a en 249 Sr. vallen, strafbaar te stellen. Het zou dan kunnen gaan om afzonderlijke strafbaarstelling van degene die seksuele handelingen verricht met een persoon die hij met het oog daarop desbewust misleidt omtrent zijn identiteit dan wel omtrent de aard van de handeling. In het concept-wetsvoorstel was voor deze optie gekozen. In de toelichting op dat voorstel is er evenwel op gewezen dat hierbij wel grote behoedzaamheid is geboden, omdat er ook gevallen van misleiding zijn die buiten de strafwet moeten blijven. Daarbij kan worden gedacht aan situaties waarbij een persoon heeft ingestemd met seks, in de verwachting van een door de dader voorgespiegelde of in het vooruitzicht gestelde gebeurtenis of houding die uitblijft of anders verloopt dan verwacht. Hoewel het handelen van de dader ook in deze situaties bedenkelijk kan zijn, draagt degene wier of wiens verwachtingen zijn beschaamd, de volle verantwoordelijkheid voor het ondergaan van deze seksuele handelingen. Deze persoon kan daarom geen aanspraak maken op strafrechtelijke bescherming.

In de adviesaanvraag heb ik uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de vraag of de gesignaleerde lacune wellicht ook zou kunnen worden opgevuld door een wijziging van artikel 243 Sr., die ertoe strekt naast het reeds strafbaar gestelde misbruik van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht ook misbruik van een verminderde bewustzijnstoestand strafbaar te stellen. In de adviezen over dit onderdeel van het concept-wetsvoorstel is erop gewezen dat de voorgestelde strafbaarstelling van seksuele misleiding omtrent de identiteit of de aard van de handeling te ruim is. Het openbaar ministerie heeft naar aanleiding van het in de adviesaanvraag gesuggereerde alternatief opgemerkt dat het verstandiger is om de leemte te vullen door een wijziging van de artikelen 243 en 247 Sr. Bij de artikelen 243 en 247 Sr. staat, voor zover in dezen van belang, het begrip «lichamelijke onmacht» centraal. Hieronder wordt volgens vaste rechtspraak verstaan een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in een bij het slachtoffer zelf bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen. Daaronder valt in ieder geval een toestand van vaste slaap. Op dit moment is niet zeker of onder deze bepalingen ook gevallen kunnen worden gebracht waarin het slachtoffer in lichamelijk opzicht onvolkomen in staat is weerstand te bieden tegen seksuele handelingen. Dit is bij voorbeeld het geval wanneer een persoon zich bevindt in een verminderde bewustzijnstoestand. Dat was het geval in de hiervoor beschreven casus. Bij nader inzien acht ik het hiervoor genoemde alternatief aantrekkelijk. Ik ben van oordeel dat buiten twijfel dient te zijn dat seksueel misbruik van een persoon die zich bevindt in een verminderde bewustzijnstoestand, strafwaardig is en derhalve strafbaar dient te zijn. Het grote voordeel van dit voorstel boven het aanvankelijke voorstel is dat het enerzijds nauwkeuriger aangeeft welke gevallen onder het bereik van deze bepalingen worden gebracht en anderzijds voldoende ruimte laat voor de beoordeling van gevallen welke nog wel en welke niet meer in aanmerking behoren te komen voor strafrechtelijke bescherming. Daarmee is het gevaar afgewend dat een seksuele gedraging onder de strafwet komt te vallen die daar – gelet op de verantwoordelijkheid van degene die deze gedraging ondergaat – buiten zou moeten blijven. Daarom wordt thans voorgesteld om aan de artikelen 243 en 247 het geval van verminderde bewustzijnstoestand toe te voegen.

(Kamerstukken II, 2000 – 2001, nr 27745, nr. 3)

The post Memorie van Toelichting bij toestand van verminderd bewustzijn appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/memorie-van-toelichting-bij-toestand-van-verminderd-bewustzijn/feed/ 0
Niet snel wilsonbekwaam bij alcohol https://www.zedenadvocaat.nl/niet-snel-wilsonbekwaam-bij-alcohol/ https://www.zedenadvocaat.nl/niet-snel-wilsonbekwaam-bij-alcohol/#respond Sat, 23 Jan 2016 21:03:39 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1334 Wanneer een aangeefster onder invloed van alcohol was en later verklaart de seksuele handelingen niet te hebben gewild, vindt er vaak vervolging plaats op grond van artikel 243 Sr. Vereist hierdoor is echter dat de aangeefster zodanig onder invloed van alcohol was dat zij hierdoor niet meer haar wil kon bepalen; zij moet door de […]

The post Niet snel wilsonbekwaam bij alcohol appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Wanneer een aangeefster onder invloed van alcohol was en later verklaart de seksuele handelingen niet te hebben gewild, vindt er vaak vervolging plaats op grond van artikel 243 Sr. Vereist hierdoor is echter dat de aangeefster zodanig onder invloed van alcohol was dat zij hierdoor niet meer haar wil kon bepalen; zij moet door de alcohol wilsonbekwaam worden geacht. Hieraan is niet snel voldaan, zo zien we in de jurisprudentie.

Aangeefster niet wilsonbekwaam na alcohol tijdens carnaval; misbruik door politieagenten

Rechtbank Overijssel, 6 juli 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3229
Na carnaval te hebben gevierd, was aangeefster onderweg naar haar oma. Twee politieagenten in een burgerauto boden haar aan om haar naar oma te brengen. In de auto werden al snel seksuele opmerkingen gemaakt en later werden er op een verlaten landweggetje seksuele handelingen verricht. Aangeefster was dronken, maar de rechtbank spreekt de verdachten vrij van art. 243 Sr. omdat niet vast staat dat aangeefster in dusdanige mate dronken was dat zij daardoor in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Zij was nog goed in staat om haar wil te bepalen.

Behoorlijk dronken + drie snuifjes cocaïne
Rb: wel bewezenverklaring; HOF: vrijspraak

Rechtbank Amsterdam, 26 februari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:1033
Uit het verhandelde ter terechtzitting en de stukken van het dossier kan de rechtbank niet afleiden dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysieke weerloze toestand heeft verkeerd. De vraag is dan ook of aangeefster verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rubriek 5.2. is overwogen, stelt de rechtbank vast dat aangeefster als gevolg van het gebruik van alcoholhoudende drank en cocaïne in een zodanig vergaande staat van dronkenschap verkeerde, dat zij nauwelijks meer normaal kon functioneren. Uit de verklaring van verdachte blijkt ook dat hij wist dat aangeefster erg dronken was.

Gerechtshof Amsterdam, 22 juli 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3015
Verdachte vrijgesproken van ontucht met vrouw die “in staat van verminderd bewustzijn” verkeerde. De vrouw had weliswaar de nodige alcohol gedronken, maar mede vanwege haar zeer wisselende verklaringen kan niet voldoende worden vastgesteld dat zij zodanig onder invloed van alcohol was dat zij in relevante mate beperkt was in haar vermogen weerstand te bieden aan de seksuele avances van de verdachte (in het geval zij daarvan niet gediend was) of haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken, laat staan dat de verdachte zich daarvan bewust is geweest.

Wel veroordeling:

  • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7188

The post Niet snel wilsonbekwaam bij alcohol appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/niet-snel-wilsonbekwaam-bij-alcohol/feed/ 0
Verkrachting tijdens slaap; verklaringen tegenstrijdig https://www.zedenadvocaat.nl/verkrachting-tijdens-slaap-verklaringen-tegenstrijdig/ https://www.zedenadvocaat.nl/verkrachting-tijdens-slaap-verklaringen-tegenstrijdig/#respond Sat, 23 Jan 2016 20:41:16 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1328 De aangeefster in deze zaak verklaarde dat zij na de viering van oud en nieuw was gaan slapen en dat toen zij wakker werd er achter kwam dat iemand seks met haar had gehad. Haar verklaring is echter niet steeds hetzelfde. Ze is niet consequent in haar verklaringen en ook de verklaringen van getuigen doen […]

The post Verkrachting tijdens slaap; verklaringen tegenstrijdig appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
De aangeefster in deze zaak verklaarde dat zij na de viering van oud en nieuw was gaan slapen en dat toen zij wakker werd er achter kwam dat iemand seks met haar had gehad. Haar verklaring is echter niet steeds hetzelfde. Ze is niet consequent in haar verklaringen en ook de verklaringen van getuigen doen de rechtbank twijfelen. Er zitten al met al veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in het dossier. Aangeefster had (met oud en nieuw) veel alcohol gedronken, maar onduidelijk was of dit zoveel was dat zij hierdoor niet in staat was haar wil kenbaar te maken. De verdachte verklaarde dat zij inderdaad seks met elkaar hebben gehad en dat aangeefster dit zelf ook wilde. De rechtbank komt daarop tot een vrijspraak (Rb Midden-Nederland, 15 juli 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5637)/

Uitspraak rechtbank:

Op 4 januari 2014 is door [slachtoffer] aangifte gedaan bij de politie. [slachtoffer] verklaart dat zij met vrienden en kennissen oud en nieuw heeft gevierd, na middernacht naar bed is gegaan en meteen in slaap viel. Toen ze wakker werd, kwam ze erachter dat er iemand seks met haar had gehad. Van de seksuele handelingen zelf heeft [slachtoffer] , volgens haar verklaring, niets meegekregen, omdat ze sliep.

De verklaring van [slachtoffer] vindt op bepaalde punten steun in andere bewijsmiddelen. Zo wordt door de getuige [getuige 1] verklaard, dat hij tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ze naar bed moest gaan omdat ze moe was. Daarnaast wordt door de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] verklaard dat [slachtoffer] dronken was.

De rechtbank heeft ook gelet op feiten en omstandigheden in het dossier die niet overeenkomen met de aangifte van [slachtoffer] en de hiervoor genoemde verklaringen. De rechtbank wijst dan met name op het volgende:

 [slachtoffer] heeft op 1 januari 2014 een verklaring afgelegd tegen de verbalisanten die naar aanleiding van de melding ter plaatse zijn gekomen. [slachtoffer] verklaart dan, volgens deze verbalisanten, dat ze naar bed is gegaan, dat ze zag dat [verdachte] haar kamer binnenkwam, dat hij de deur met de sleutel op slot deed, dat zij tegen hem heeft gezegd dat hij onmiddellijk uit haar kamer moest gaan, dat hij haar kleding en zijn kleding uittrok, haar vervolgens verkrachtte en dat hij zich na de seks heeft schoongeveegd met een doekje. Echter, enkele dagen later verklaart [slachtoffer] in haar aangifte dat ze in slaap is gevallen, dat ze achteraf van [getuige 2] heeft gehoord dat [verdachte] in haar slaapkamer is geweest en dat ze niets heeft meegekregen van de seksuele handelingen.

 Door getuige [getuige 2] is verklaard dat zij, drie kwartier of een uur nadat [slachtoffer] naar bed is gegaan, in de slaapkamer van [slachtoffer] kwam. De deur van de slaapkamer werd geopend door [verdachte] . [getuige 2] zag dat [slachtoffer] op bed lag, haar ogen open had en haar aankeek.

 Ook getuige [getuige 1] is naar de slaapkamer van [slachtoffer] gegaan, omdat hij wilde weten of er nog bier voorradig was. [getuige 1] verklaart dat [slachtoffer] toen nog maar vijf minuten daarvoor naar haar slaapkamer was gegaan. De deur van de slaapkamer werd opengedaan door [verdachte] . [slachtoffer] vroeg aan [getuige 1] wat hij wilde, waarop [getuige 1] zei dat hij drank wilde. [slachtoffer] heeft toen tegen [getuige 1] gezegd dat er geen drank meer was.

Gezien de hiervoor genoemde tegenstrijdigheden, is het de rechtbank niet duidelijk in hoeverre de verklaringen van [slachtoffer] juist zijn. Haar eerste verklaring, waarin zij verklaart dat zij verdachte op haar kamer heeft gezien en lijkt te bedoelen dat zij de seksuele handelingen bewust heeft meegemaakt, is niet in overeenstemming met haar verklaringen op 2 en 4 januari 2014.

Bovendien wordt haar latere verklaring, waarin zij zegt meteen in slaap te zijn gevallen, weersproken door de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] die haar, enige tijd nadat zij naar bed is gegaan, wakker hebben aangetroffen. Getuige [getuige 1] heeft zelfs met haar gesproken. Ook blijkt uit deze verklaringen dat [slachtoffer] zich bewust moet zijn geweest dat verdachte op haar kamer was. Iets waarvan zij later verklaart, dat dit niet zo is.

Daarnaast vindt de rechtbank het zeer opvallend dat de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] niet hebben ingegrepen als sprake was van een onacceptabele situatie. [getuige 2] verklaart dat zij tegen verdachte heeft gezegd dat hij van de slaapkamer van [slachtoffer] af moest gaan. Zij heeft, volgens haar verklaring, echter niet aan [slachtoffer] gevraagd of alles in orde was. De rechtbank vindt dit zeer opmerkelijk, en de verklaring van [getuige 2] daarom twijfelachtig.

Gelet op de hiervoor genoemde tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen of [slachtoffer] sliep, dan wel in een roes verkeerde of zelfs wakker was, op het moment dat verdachte seks met haar had. Uit het dossier blijkt wel dat [slachtoffer] had gedronken, maar onduidelijk is of zij zoveel had gedronken dat zij niet meer in staat was haar wil kenbaar te maken. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] kan worden afgeleid dat het nog wel mogelijk was adequaat met [slachtoffer] te communiceren. Ook de bezoekers in de woning die op de hoogte waren dat verdachte in de slaapkamer van [slachtoffer] was, hebben op dat moment kennelijk geen aanleiding gezien om bij [slachtoffer] te informeren hoe het met haar ging en daadkrachtig op te treden tegen de bestaande situatie. Bij dit alles komt de stellige verklaring van verdachte die inhoudt, kort gezegd, dat bij [slachtoffer] van onbedoelde of ongewilde seks duidelijk geen sprake was.

Gelet op al deze omstandigheden kan de lezing van verdachte, dat sprake was van bewustheid en vrijwilligheid, niet worden uitgesloten en is de rechtbank niet buiten gerede twijfel gebleken dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] , terwijl zij niet of onvoldoende in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde.

The post Verkrachting tijdens slaap; verklaringen tegenstrijdig appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/verkrachting-tijdens-slaap-verklaringen-tegenstrijdig/feed/ 0
Laag IQ en borderline persoonlijkheidsstoornis onvoldoende voor wilsonbekwaam https://www.zedenadvocaat.nl/laag-iq-en-borderline-persoonlijkheidsstoornis-onvoldoende-voor-wilsonbekwaam/ https://www.zedenadvocaat.nl/laag-iq-en-borderline-persoonlijkheidsstoornis-onvoldoende-voor-wilsonbekwaam/#respond Sat, 23 Jan 2016 11:49:54 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1326 Voor een veroordeling op grond van artikel 243 en 247 Sr is, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat vast komt te staan dat het slachtoffer aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat zij daardoor niet of onvolkomen in staat was haar wil ten […]

The post Laag IQ en borderline persoonlijkheidsstoornis onvoldoende voor wilsonbekwaam appeared first on Zedenadvocaat.

]]>

Voor een veroordeling op grond van artikel 243 en 247 Sr is, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat vast komt te staan dat het slachtoffer aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat zij daardoor niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Hiervoor is vereist dat degene tot wie de seksuele handeling is gericht, een psychische stoornis heeft die te kwalificeren valt als een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Voorts is een oorzakelijk verband vereist tussen die stoornis en het onvermogen van deze persoon om haar wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden omtrent de seksuele handeling. De hier vereiste psychische stoornis moet wel van zodanige aard en ernst zijn, dat zij de wilsbepaling, de wilsuiting en het weerstandvermogen van het slachtoffer ten aanzien van de seksuele handeling in zeer ernstige mate frustreert. Degene die, ondanks de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis wel in staat is te bepalen of hij of zij de seksuele handelingen wenst, behoeft dan ook (de rechtbank voegt toe: in strafrechtelijke zin) geen bescherming. Hiermee wordt voorkomen dat psychisch gehandicapten geheel seksueel onaantastbaar worden, zodat in het artikel een evenwichtige afweging is gemaakt tussen het vrijheidsbeginsel en het beschermingsbeginsel van deze personen.

Uit de door de begeleider van aangeefster overgelegde kopieën van een rapportage van het persoonsbeeld van aangeefster blijkt dat zij een IQ heeft van 60 en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Uit de rapportage valt niet af te leiden dat door de hiervoor genoemde gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis, aangeefster niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de vermeende gepleegde seksuele handelingen te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.

In het dossier zijn voor het overige evenmin wettige en overtuigende bewijsmiddelen aanwezig waarmee de voorgenoemde bestanddelen bewezen kunnen worden verklaard

Nu de rechtbank van oordeel is dat op basis van het dossier niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat aangeefsters gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van dien aard is dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de vraag (het zogenaamd dubbel vereiste)
of verdachte wist van die geestestoestand en het daaruit voortvloeiende wilsgebrek,
dan wel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daarvan sprake was (zogenaamd voorwaardelijk opzet).

De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Uitspraak: Rb Noord-Nederland, 10 september 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:2015:5479

N.B. Primair was nog verkrachting ten laste gelegd, maar ook hier volgde vrijspraak voor nu de dwang niet kon worden bewezen

The post Laag IQ en borderline persoonlijkheidsstoornis onvoldoende voor wilsonbekwaam appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/laag-iq-en-borderline-persoonlijkheidsstoornis-onvoldoende-voor-wilsonbekwaam/feed/ 0