Vrijspraak ondanks bekentenis ontucht

Zelfs na een bekentenis bestaat er nog kans op vrijspraak. Er kun daarvoor twee verweren worden gevoerd:
1. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim waardoor (de) verklaring(en) niet voor het bewijs mogen worden gebruikt
2. Twijfel aan de betrouwbaarheid van de bekentenis waardoor deze niet voor het bewijs gebruikt mag worden.

In zaak bij de rechtbank Zeeland West-Brabant, van 3 september 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5803 gaat het om dit laatste verweer. De verdediging had aangevoerd dat de bekentenis van de verdachte niet betrouwbaar was omdat hij aan het syndroom van Asperger lijdt en daardoor beïnvloedbaar is onder druk. Hij had zijn brieven geschreven en zichzelf op het politiebureau gemeld in een periode waarin hij zwaar onder druk stond; hij was toen al ongeneeslijk ziek, had zijn baan verloren en zijn echtgenote wilde van hem scheiden. De verklaringen en brieven waren daardoor onvoldoende betrouwbaar.

Ontucht

Een vader werd verdacht van het plegen van ontucht met zijn dochter. Aangeefster had in 2014 aangifte gedaan van ontucht gepleegd door haar vader, verdachte, in de periode van januari 1999 tot en met 15 januari 2006. De ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden in de ouderlijke woning, zowel onder de douche als in haar slaapkamer. Het bewijs in deze zaak zou bestaan uit de verklaringen van aangeefster bij de politie, de brieven van aangeefster, de (antwoord)brieven van verdachte en de uitlatingen van verdachte, zoals deze in het mutatiesysteem van de politie zijn vastgelegd. Daarnaast is er een verklaring van de moeder van aangeefster maar zij heeft niet zelf waargenomen dat de door aangeefster genoemde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Het is een verklaring van horen zeggen (de auditu).

Vrijspraak

De rechtbank volgde de advocaat in het verweer en overwoog het volgende:

“De verklaringen van aangeefster vinden met inachtneming van het bovenstaande alleen bevestiging in de brieven van verdachte zelf en in de uitlatingen van verdachte, zoals vastgelegd in het mutatiesysteem van de politie waaruit blijkt dat verdachte het feit bekent. Deze bekentenis van verdachte is echter algemeen en bevat geen specifieke details over de wijze waarop en in welke zin de ontucht zou hebben plaatsgevonden. In de brieven van verdachte meldt hij in algemene bewoordingen onder meer dat hij te ver is gegaan en dat hij aangeefster in haar pubertijd onrecht heeft aangedaan. In deze verklaringen kan echter geen bevestiging worden gevonden voor de door aangeefster geschetste concrete context. Voorts verklaart verdachte dat zijn uitlatingen bij de politie onjuist zijn opgenomen in het mutatiesysteem. Daarin staat vermeld dat verdachte bij de politie heeft gemeld dat hij zijn dochter onzedelijk heeft betast, maar dat hij haar niet heeft misbruikt. Verdachte verklaart dat hij alleen gemeld hebben dat hij aangeefster onzedelijk zou hebben betast, dat wil zeggen dat hij daarvan beschuldigd werd, maar dat hij dat ontkende. De rechtbank stelt ten aanzien van de vermeldingen in de mutatiesystemen vast dat het hierbij niet gaat om een verklaring die in het bijzijn van verdachte is vastgelegd en na beoordeling van de juistheid daarvan door hem is ondertekend, waardoor de kans op een onjuistheid of misverstand met betrekking tot de vastgelegde uitlatingen van verdachte aanwezig moet worden geacht.
Bij de beoordeling van de eerdere verklaringen van verdachte, vooral de brieven, neemt de rechtbank nog het volgende in aanmerking. Verdachte lijdt aan het syndroom van Asperger, heeft een levensbedreigende ziekte, gebruikt medicatie met bekende bijwerkingen en stond toen hij de brief van aangeefster ontving op het punt zijn huwelijk te verliezen. Zijn echtgenote zou hem onder druk hebben gezet om aangifte te doen en hij wilde proberen zijn huwelijk en (het contact met) zijn gezin te redden. Met inachtneming van deze omstandigheden, bestaat er bij de rechtbank ernstige twijfel aan de waarde die aan de eerdere, in algemene bewoordingen gestelde, bekentenis van verdachte kan worden gehecht. De rechtbank kan niet uitsluiten dat genoemde stoornis en omstandigheden van invloed zijn geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte in reactie op de verklaringen van aangeefster.
De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank ernstig twijfelt aan de betrouwbaarheid van de aanvankelijk bekennende verklaringen van verdachte. De rechtbank kan die verklaringen dan ook niet voor het bewijs gebruiken. Omdat er, anders dan de verklaringen van aangeefster, geen bewijsmiddelen in het strafdossier voorhanden zijn waarop het tenlastegelegde feit voldoende kan steunen, acht de rechtbank bij gebrek aan bewijs niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd. Verdachte zal worden vrijgesproken.”

< Terug naar Meer informatie "geloofwaardigheid en betrouwbaarheid"
< Terug naar Meer informatie ontucht minderjarige/kind
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden