Virtuele kinderporno is ook strafbaar

Virtuele kinderporno is ook strafbaar. Het moet dan wel gaan om realistische afbeeldingen, die niet van echt zijn te onderscheiden. Op die manier kan virtueel vervaardigde materiaal, dat voldoet aan de vereiste levensechtheid worden aangemerkt als kinderporno (zie bijv. Rechtbank Rotterdam, 21 maart 2011, LJN: BP9776). Volgens de aanwijzing kinderpornografie van het Openbaar Ministerie zouden ook niet-realistische afbeeldingen als kinderporno aangemerkt kunnen worden in verband met het suggestieve- en subcultuur bevorderende karakter. Dit standpunt gaat echter verder dan de bedoelingen van de wetgever om de reikwijdte te beperken tot realistische afbeeldingen. Ook het hof ‘s-Hertogenbosch gaat uit van die beperkte uitleg (Hof ‘s-Hertogenbosch, 14 april 2011, LJN: BQ1179).

Zie voorts Rb Almelo 22 april 2011,ECLI:NL:RBALM:2011:BQ2272:

“In het eerste lid van artikel 240b Sr zijn verschillende handelingen strafbaar gesteld met betrekking tot afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met de toevoeging van het bestanddeel “schijnbaar is betrokken” (iwtr. 1 oktober 2002) het bereik van artikel 240b Sr mede heeft willen uitbreiden tot virtuele kinderporno.
De achtergrond van deze uitbreiding is dat behalve dat het kind beschermd moet worden tegen de betrokkenheid bij productie van kinderporno, het kind tevens beschermd moet worden tegen gedrag dat kan worden gebruikt om kinderen aan te moedigen of te verleiden om deel te nemen aan seksueel gedrag of gedrag dat deel kan gaan uitmaken van een subcultuur die seksueel misbruik van kinderen bevordert.
Dan is niet meer relevant of een echt kind betrokken is geweest. Deze bescherming vereist dat er niet alleen geen ruimte dient te zijn voor het bestaan van echte kinderpornografische afbeeldingen, maar evenmin voor het bestaan van afbeeldingen die voor echt doorgaan. Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat de wetgever de uitgebreide strafbaarstelling van virtuele kinderporno uitdrukkelijk heeft willen beperken tot realistische afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij naar het schijnt echte kinderen zijn betrokken. Dat betekent dat het in bezit hebben van een afbeelding waaruit aanstonds blijkt dat het gaat om een gemanipuleerde afbeelding die niet realistisch is, niet onder de reikwijdte van artikel 240b Sr valt. Daarvoor is immers nodig dat de afbeelding schijnbaar levensechte kinderporno verbeeldt.
Uitgangspunt in artikel 240b Sr, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis, is de realistische afbeelding die echt is of voor echt kan doorgaan. Daaronder vallen niet tekeningen, schilderijen of computeranimaties tenzij deze op het eerste gezicht niet zijn te onderscheiden van afbeeldingen van een echt kind. Het is de rechtbank niet gebleken dat het inzicht van de wetgever sinds de invoering van het bestanddeel “schijnbaar is betrokken” is gewijzigd, ondanks de maatschappelijke steeds luidere roep om strafrechtelijk optreden tegen kinderpornografie.
De rechtbank trekt uit bovenstaande de conclusie dat, anders dan door de Officier van Justitie gesteld, de wetgever niet heeft beoogd een uitbreiding te geven aan artikel 240b Sr met alle vormen van virtuele afbeeldingen, maar hierin slechts virtuele realistische afbeeldingen die voor levensecht kunnen doorgaan heeft willen betrekken. Aldus vallen afbeeldingen waaruit aanstonds blijkt dat het niet om realistische digitaal gemanipuleerde afbeeldingen gaat, niet onder de reikwijdte van artikel 240b Sr”

Ook geschilderde kinderporno is strafbaar, zo blijkt uit HR 8 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3483.

< Terug naar Meer informatie kinderporno
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden