Verhouding ‘feitelijkheden’ en ‘ontuchtige handelingen’; per ongeluk aanraken

Ontuchtige handeling kunnen wel dezelfde handeling  zijn als de feitelijkheid waarmee het slachtoffer wordt gedwongen tot het dulden van die ontuchtige handeling. Dit volgt uit HR 8 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:900:

Denkbaar is het geval waarin iemand met een seksuele intentie het slachtoffer ter hoogte van haar borst naar achteren duwt, ten gevolge waarvan het slachtoffer tegelijkertijd wordt gedwongen om een ontuchtige handeling te dulden. Dit fysieke gedrag van seksuele aard is dan niet alleen ontuchtig, maar vormt door het onverhoedse en dwingende tevens de bedoelde feitelijkheid. Veel jurisprudentie over deze kwestie bestaat er niet.

In de eerder genoemde uitspraak overwoog de Hoge Raad:

“Het middel berust op de opvatting dat de bewezenverklaarde ‘feitelijkheden’, te weten de arm op de rug van het slachtoffer leggen en onverhoeds haar borsten aanraken, niet tevens dezelfde handelingen kunnen betreffen als de bewezenverklaarde ‘ontuchtige handelingen’ voor zover bestaande uit het met de hand aanraken van de borsten en rug van het slachtoffer. Die opvatting is niet juist. Het Hof heeft zonder blijk te geven van een onjuiste opvatting omtrent die begrippen als bedoeld in art. 246 Sr kunnen oordelen dat door het dwingende en onverhoedse karakter van eerstbedoelde handelingen het slachtoffer gedwongen is geweest de ontuchtige handelingen te dulden.”

Verder kan worden gewezen op de uitspraak HR 13 december 2005, LJN AU4825.1 In de zaak die leidde tot dit arrest had het Hof ten laste van verdachte bewezenverklaard dat: “hij op een tijdstip in de periode van 2 augustus 1994 tot en met 1 januari 1996 te Hintham, gemeente Rosmalen, door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen bestaande uit het betasten/vastpakken van de/een borst(en) van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheid uit het tegen haar wil onverhoeds betasten en/of vastpakken van de borst(en) van die [slachtoffer]”. De Hoge Raad overwoog onder meer dat het Hof feitelijk en niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld:
(i) de verdachte is met zijn hand naar [slachtoffers] borst gegaan en hij heeft deze betast, waarbij hij heeft gezegd “lekkere tietjes”;
(ii) de verdachte ging snel met zijn handen vanaf de rug van [slachtoffer] naar haar borsten toe en hij heeft haar toen bij haar borsten gepakt.
In het licht van deze vaststellingen moet, zo vervolgt de Hoge Raad, de overweging “het hof laat in het midden of – zoals verdachte heeft verklaard – verdachte per ongeluk met diens hand de borst van [slachtoffer] heeft aangeraakt”, aldus worden verstaan dat het Hof tot uitdrukking heeft gebracht dat, ook al zou de aanraking van [slachtoffers] borst aanvankelijk per ongeluk zijn geweest, deze gelet op de context en in het bijzonder door het uiten van de begeleidende woorden in ieder geval tijdens die aanraking een ontuchtig karakter heeft gekregen waarop het opzet was gericht. Dat oordeel is niet onverenigbaar met de bewezenverklaring van feit 1, aldus de Hoge Raad.

< Terug naar Meer informatie ontucht c.q. feitelijke aanranding
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden