Kinderporno via realtime verbinding en peer-to-peer

In Rb Haarlem, 29 november 2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:BV0020 kwamen zo;n beetje alle verweren terug die we vaker zien in verschillende kinderpornozaken.

  • Realtime videoverbinding
  • Dubbeltellingen
  • Peer-to-peer downloaden
  • Unallocated clusters

Realtime verbinding

In het onderhavige geval kan worden vastgesteld dat de seksuele gedragingen van minderjarigen om via een internetverbinding door derden elders op de eigen computer bekeken te kunnen worden, eerst moeten worden opgenomen met een webcam. Daarmee zijn het afbeeldingen van kinderpornografisch materiaal, die via de internetverbinding aan verdachte zijn verzonden. Daaraan doet niet af dat die afbeeldingen direct nadien mogelijk niet meer beschikbaar zijn. In het licht van het aan de wetswijziging van artikel 240b, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ten grondslag liggende belang van de bescherming van minderjarigen tegen misbruik van afbeeldingen van door hen verrichte seksuele gedragingen, moet derhalve geconcludeerd worden dat het via een internetverbinding zogenaamd “real time” bekijken door derden op de eigen computer van voor een webcam verrichte seksuele handelingen op een andere locatie, zoals hier het geval is, valt onder het bereik van artikel 240b, eerste lid, Sr.

Dubbeltellingen

Door de raadsvrouw is voorts aangevoerd dat door de wijze van ten laste leggen in de tenlastelegging dubbeltelingen voorkomen van filmpjes en afbeeldingen. Voorts heeft de raadsvrouw door bij de verschillende filmpjes en afbeeldingen in haar pleitnota een onderscheid aan te brengen in de in artikel 240b, eerste lid, Sr strafbaar gestelde gedragingen, aan de hand van diverse voorbeelden naar voren gebracht dat er niet steeds sprake is van alle dan wel meerdere in de tenlastelegging genoemde gedragingen.

De rechtbank onderschrijft deze betogen van de raadsvrouw. De wijze van ten laste leggen noopt er echter niet toe om telkens aan te geven op welke in artikel 240b, eerste lid, Sr strafbaar gestelde gedragingen de onderscheiden filmpjes en afbeeldingen het oog hebben, nu ten aanzien van alle gedragingen onweersproken kan worden vastgesteld dat die meermalen hebben plaats gevonden. De rechtbank zal niettemin op een aantal ter zake gevoerde verweren ingaan.

Peer-tot-peer programma

Verdachte heeft betwist dat hij kinderpornobestanden naar [mededader] heeft verstuurd. Verdachte heeft in chatcontact met [mededader] weliswaar laatstgenoemde fragmenten van een filmpje met onder andere [slachtoffer 1] getoond, maar verdachte zou daarbij niet de opzet op het verspreiden van deze bestanden hebben gehad.

De rechtbank is van oordeel dat reeds het enkele tonen aan [mededader] van de filmfragmenten met onder andere [slachtoffer 1], mede gelet op de uitleg die verdachte gaf aan [mededader] blijkens de tussen hen gevoerde chatgesprekken over het opnemen van diverse beelden en de context waarin deze gesprekken plaatsvonden, inhoudt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [mededader] deze beelden ook daadwerkelijk zou opnemen zodat er sprake is van verspreiden. Dit geldt temeer nu er bestanden afkomstig van verdachte met de hiervoor bedoelde fragmenten zijn aangetroffen op de computer van [mededader], zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2011, welk proces-verbaal de rechtbank bruikbaar acht voor het bewijs.

Door de verdediging is ter terechtzitting met betrekking tot de bestanden die via [netwerk] zijn uitgewisseld voorts betoogd dat niet zonder meer kan worden gezegd dat door verdachte ontvangen bestanden ook door hem zijn verspreid. Weliswaar blijkt uit de internettap dat deze bestanden zijn binnengehaald door de computer van verdachte, maar niet in alle gevallen is vast te stellen wat er vervolgens met deze bestanden is gebeurd. Het bezit van deze bestanden noch het verspreiden ervan zou bewezen verklaard kunnen worden. Hierbij is door de verdediging onder meer verwezen naar een filmpje met een baby ([naam]). Verdachte zegt dit filmpje niet te kennen en dit bestand is ook niet aangetroffen bij hem. De film is door de politie beschreven omdat het tijdens het versturen is onderschept, opgeslagen en ontsleuteld.

De rechtbank stelt voorop dat voor het bezit van kinderpornografisch beeldmateriaal als bedoeld in artikel 240b Sr opzet, tot uitdrukking komende in een zekere (beschikkings)macht, is vereist. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard slechts de intentie te hebben gehad om kinderpornografische afbeeldingen en/of (webcam/film)fragmenten te downloaden van jongens in de leeftijdscategorie vanaf ongeveer 11 jaar. Verdachte deed dit via downloadprogramma’s zoals [netwerk], waarna de bestanden op zijn computer terecht kwamen. Het gegeven dat verdachte via het zogenaamde peer to peer programma [netwerk], bestanden uitwisselde binnen een daartoe door hem specifiek geselecteerde kring van gebruikers van dit programma, betekent dat verdachte, via het downloaden van bestanden afkomstig uit de verzameling van andere van die geselecteerde gebruikers deel uitmakende personen, grote hoeveelheden kinderpornografisch materiaal in zijn computer opsloeg. Anders dan de verdediging heeft betoogd, gaat het hierbij niet om een automatisch proces waarop verdachte geen invloed kon uitoefenen, maar om het gevolg van een bewuste, doelgerichte handeling, namelijk het toetreden tot genoemde kring van geselecteerde gebruikers die elkaar onderling toegang verschaften tot elkaars bestanden. Daarmee heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij ook kinderpornografische afbeeldingen van kinderen van een nog jongere leeftijdscategorie zou downloaden (0-2 jaar). Daarmee is aan het (voorwaardelijk) opzetvereiste voldaan. De rechtbank acht gelet op het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de betreffende afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad, als bedoeld in artikel 240b, eerste lid, Sr.

Unallocated clusters; onduidelijk welke periode bezit

Voorts is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bezit van of het zich middels een geautomatiseerd bestand of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen tot alle bestanden die de vermelding T119 hebben in de ten laste gelegde periode, nu deze bestanden, bij onderzoek aangetroffen op de externe harde schijf, niet meer zichtbaar zijn, maar zijn gewist. Het gegeven dat er bestanden zijn aangetroffen in de zogenaamde “unallocated clusters” toont juist aan de verdachte geen andere bedoeling had dan deze bestanden te verwijderen. De rechtbank stelt vast dat het gelet op de inhoud van de unallocated clusters weliswaar aannemelijk is dat verdachte via [netwerrk] gedownloade bestanden in zijn bezit heeft gehad en vervolgens verwijderd heeft, maar niet valt vast te stellen dat dit ook het geval is geweest in de door de officier van justitie in de tenlastelegging tot de periode tussen 20 september 2010 tot en met 6 oktober 2010 beperkte periode, nu deze bestanden niet meer op de gegevensdrager aangeduid als T119 zijn aangetroffen. Daarnaast is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet van oordeel dat het terughalen van de bestanden voor verdachte eenvoudig te realiseren zou zijn, gelet op de bijzondere deskundigheid met betrekking tot computertechniek, waarover verdachte zou beschikken. Van zodanige bijzondere deskundigheid van verdachte die zich met name met de sales van computers bezig hield en niet zozeer met de techniek zelve, is immers niet gebleken. De rechtbank zal verdachte om die reden van het bezit van en het zich middels een geautomatiseerd bestand of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen tot de bestanden die de vermelding T119 hebben, vrijspreken.

< Terug naar Meer informatie kinderporno
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden