Strafbaarheid webcamsex; gedwongen seksuele handelingen en tonen geslachtsdeel

Webcamsex is op zichzelf niet strafbaar, zolang beide partijen daarmee instemmen en de ander meerderjarig is. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, dan kan in sommige gevallen webcamsex bestraft worden. Hiervoor kunnen verschillende artikelen uit het Wetboek van Strafrecht een wettelijke grondslag bieden. ‘Webcamsex’ met minderjarigen kan leiden tot ontucht (art. 247 Sr) als iemand een minderjarige verleidt of dwingt om geslachtsdelen te laten zien of te masturberen voor de webcam. Ook andere delicten kunnen mogelijk van toepassing zijn, zoals aanranding van de eerbaarheid (art. 246 Sr) of ontucht met een minderjarige prostituee als de minderjarige voor de webcam onder dwang seks heeft met een derde. Ook zou een dergelijke handeling gekwalificeerd kunnen worden als opzettelijke toegangsverschaffing tot kinderpornografie (art. 240b Sr).

Vervaardigen en bezit kinderporno (artikel 240b Sr)

Wanneer de webcamsex met een minderjarige plaatsvindt, kunnen de seksuele handeling die de minderjarige verricht worden aangemerkt als kinderporno. Dat is niet alleen wanneer de beelden worden opgeslagen op een gegevensdrager, maar ook wanneer de beelden via de livestream worden bekeken. In het laatste geval kunnen er echter bewijsproblemen bestaan voor het OM.

Grooming (artikel 248e Sr)

Blijkens de Memorie van Toelichting is het voor strafbaarheid van “grooming” ex artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht vereist dat de communicatiefase met een persoon van beneden de 16 jaar uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Er dient aldus sprake te zijn van het treffen van concrete voorbereidingen op het verwezenlijken van de ontmoeting.

Feitelijke aanranding (artikel 246 Sr)

Wanneer de ander wordt gedwongen tot het verrichten van de seksuele handelingen voor de webcam, levert dit feitelijke aanranding van de eerbaarheid op. Van feitelijke aanranding is onder meer sprake in de situatie dat op gebiedender wijze en door te schelden alsmede onder dreiging van het publiek maken van genomen foto’s de ander wordt aangezet tot het verrichten van seksuele handelingen bij zichzelf en voor de webcam.

Webcamsex: ontucht met minderjarige bestraft via 247 Sr.

Meestal is het zo dat de webcamsex met een minderjarige plaatsvindt. Dan gaat het om artikel 247 Sr als strafbaarstelling van de webcamsex. Volgens de Hoge Raad is voor ontucht als bedoeld in art. 247 Sr geen lichamelijke aanraking nodig; het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval of een bewezenverklaarde gedraging het plegen van ontucht ‘met’ een minderjarige oplevert ( HR 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ0950).

Webcamsex: ontucht met minderjarige bestraft via 248a Sr.

Met de Wet computercriminaliteit III is, ook art. 248a Sr gewijzigd om het seksueel misbruiken van kinderen via internet beter strafbaar te stellen (Kamerstukken II 2015/16, 34 372, nr. 3, p. 67; Kamerstukken II 2016/17, 34 372, nr. 15).
Volgens de wetgever komt het steeds vaker voor dat groomers, waaronder ‘loverboys’, meisjes proberen te verleiden om zich voor de webcam uit te kleden en seksuele handelingen te verrichten. Het beeldmateriaal wordt vervolgens gebruikt om het slachtoffer onder druk te zetten om steeds opnieuw voor de camera te komen of verdergaande seksuele handelingen te verrichten (Kamerstukken II 2015/16, 34 372, nr. 3, p. 67; Kamerstukken II 2016/17, 34 372, nr. 15). Met de wijziging wordt ook de verleiding van iemand die zich voordoet als een minderjarige of ‘een virtuele creatie van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt’ als ontucht strafbaar.

Ook art. 248a Sr wordt toegepast om iemand te vervolgen die een minderjarige door giften, misbruik van overwicht of misleiding beweegt tot het plegen van ontuchtige handelingen (Rb. Haarlem 24 december 2004, ECLI:NL:RBHAA:2004:AR8212). Het misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht kan bijvoorbeeld bestaan uit het misbruiken van zijn geestelijk overwicht als meerderjarige ten opzichte van een minderjarige en het dreigen expliciete foto’s van het slachtoffer te verspreiden ( Hof ’s-Gravenhage 30 september 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3706). Als voorwaarde geldt wel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat er tussen de verdachte en de minderjarige voor het plegen van ontucht interactie is geweest. Hierbij kan gedacht worden aan zich naakt voor de webcam tonen of het verrichten van ontuchtige handelingen voor de camera (Kamerstukken II 2015/16, 34 372, nr. 3, p. 90. en zie bijv. Rb. Rotterdam 15 november 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:8965).

Tonen schadelijke afbeelding aan minderjarige jonger dan 16 jaar (artikel 240a Sr)

Het tonen van het ontblote geslachtsdeel voor de webcam en het vervolgens verzenden van die beelden via de computer valt onder de delictsomschrijving van artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht, nu door die handelwijze een afbeelding van de realiteit wordt weergegeven door middel van een technisch hulpmiddel. De bedoeling van de wetgever is geweest personen beneden de leeftijd van zestien jaar te beschermen tegen ongewenste beïnvloeding die het gevolg kan zijn van de confrontatie met dergelijke beelden (zie Rechtbank Leeuwarden, 23 april 2009, LJN: BI2330 en Rechtbank Leeuwarden, 10 mei 2011, ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ4176). De bedoeling van de wetgever is geweest om, naast de confrontatie van personen beneden de leeftijd van 16 jaar met voor hen schadelijk te achten beelden, ook het verstrekken van een gegevensdrager die een afbeelding bevat die schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar aan een dergelijk persoon strafbaar te stellen. De verstrekker schept hiermee immers de aanzienlijke kans dat de jongere kennis zal nemen van het daarop vastgelegde beeldmateriaal. Met het tonen van zijn ontblote geslachtsdeel voor zijn webcam, die op dat moment in verbinding stond met de computer van het slachtoffer wordt naar vaste rechtspraak feitelijk mogelijk gemaakt dat dat slachtoffer van de beelden kennis kan nemen, zelfs als de computerverbinding uiteindelijk door het slachtoffer is verbroken, waardoor hij de beelden niet heeft gezien. Het gaat immers over het aanbieden. (vlg Memorie van Toelichting, 26 841, nr. 3,  bij artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht, tWet van 14 december 2000 tot wijziging van de Mediawet en van het Wetboek van Strafrecht, alsmede intrekking van de Wet op de filmvertoningen; Stb. 586).

 

 

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden