Steunbewijs onvoldoende zwaarwegend en te ver verwijderd verband
Verklaringen en berichten die moeten dienen als steunbewijs, moeten wel voldoende zwaarwegend zijn om echt als steunbewijs te overtuigen. Enkel het zien van wat afwijkend, emotioneel gedrag bij een slachtoffer of een verdachte, is vaak onvoldoende. Daarop gerichte verklaringen en appberichten zijn onvoldoende zwaarwegend en staan in een te ver verwijderd verband tot de verklaringen van de aangeefster om als steunbewijs te overtuigen (Rb Rotterdam, 4 december 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:11588).
Bewijskader
Volgens art. 342 lid 2 Sv het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. De Hoge Raad legt het bewijsminimum uit art. 342 lid 2 Sv zo uit dat het ‘de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal’.(HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2034, r.o. 3.3.).
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad over het bewijsminimum blijkt dat het artikellid tot doel heeft de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen. Het bewijsminimum heeft betrekking op de gehele tenlastelegging en dus niet slechts op een onderdeel daarvan. Niet vereist is dat het steunbewijs de betrokkenheid van de verdachte bij het gehele feit bevestigt. Volgens de Hoge Raad laat de vraag of sprake is van voldoende steunbewijs zich niet in algemene zin beantwoorden, maar komt het neer op een beoordeling in het concrete geval. Bij de beoordeling in cassatie of aan het bewijsminimum is voldaan, is mede van belang of de feitenrechter zijn oordeel op dit punt nader heeft gemotiveerd (gl. onder meer HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, NJ 2010/515, m.nt. Borgers, r.o. 2.4, HR 13 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:189, NJ 2018/297, m.nt. Rozemond, r.o. 3.5, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717, NJ 2018/298, m.nt. Rozemond, r.o. 2.3, HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2034, r.o. 3.3.).
Inleiding
De verdachte is de stiefvader van [slachtoffer01] . Door de stiefmoeder is (namens [slachtoffer01] ) verklaard dat de verdachte [slachtoffer01] een keer onder haar shirt bij haar borsten heeft aangeraakt, een keer op haar mond heeft gezoend en meermalen over haar heupen en blote buik heeft gewreven. [slachtoffer01] heeft de verklaring van haar stiefmoeder bevestigd.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank overwoog het volgende:
“De door stiefmoeder en [slachtoffer01] afgelegde verklaringen zouden op zichzelf kunnen worden gezien als betrouwbaar. Er zijn geen – zwaarwegende – argumenten of aanwijzingen om aan de verklaringen te twijfelen of te vermoeden dat deze onwaar zouden zijn. Gelet op de stellige ontkenning van de verdachte is voor een overtuigende bewezenverklaring naast die verklaringen nog wel voldoende steunbewijs nodig. Ook van de ontkenning van de verdachte kan namelijk op het eerste gezicht niet worden gezegd dat deze niet betrouwbaar, onaannemelijk of onwaar is.
De verklaringen van anderen en de appberichten in het dossier waaruit volgt dat [slachtoffer01] tegen verschillende personen heeft gezegd dat zij (kort gezegd) was aangeraakt door de verdachte, leveren dit steunbewijs niet op. De bron hiervan is immers steeds [slachtoffer01] zelf en de verklaringen zijn daarom geen nieuw/extra bewijs.
Ander steunbewijs is er op zich wel. Zo hebben de vader en de stiefmoeder van [slachtoffer01] verklaard dat zij al iets in de gaten hadden voordat [slachtoffer01] iets had verteld. Volgens haar vader was zij emotioneler en vertoonde zij raar gedrag. Ook zitten er in het dossier (ongedateerde) app-berichten tussen de verdachte en [slachtoffer01] . Hierin is onder meer te zien dat de verdachte hartjes stuurt naar [slachtoffer01] en zegt dat hij haar mist. Deze verklaringen en appberichten zijn echter onvoldoende zwaarwegend en staan in een te ver verwijderd verband tot de verklaringen van stiefmoeder en [slachtoffer01] om als steunbewijs te overtuigen.”