Inzet lokpuber bij grooming

Het komt voor dat iemand op het internet seksueel getinte gesprekken denkt te voeren met een kind, maar in werkelijkheid met een opsporingsambtenaar communiceert (een zogeheten ‘lokpuber’). In dat geval kan van overtreding van art. 248e Sr nooit sprake zijn, ook niet wanneer een seksafspraak is gemaakt en naar de plek van die afspraak wordt afgereisd. Dat komt doordat degene aan wie een voorstel tot een ontmoeting wordt gedaan daadwerkelijk jonger dient te zijn dan zestien jaar. Dit werd bij de goedkeuring en implementatie van het Verdrag van Lanzarote door de minister uitdrukkelijk overwogen en is in het verdere wetgevingstraject niet meer in twijfel getrokken:
“‘Het voorgestelde artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht gaat uit van een objectieve leeftijd die wij op zestien zetten. Als iemand objectief achttien was, maar de verdachte subjectief dacht dat het om een minderjarige ging, is van strafbaarheid geen sprake. Daartoe lijkt mij ook geen aanleiding, omdat de bescherming van minderjarigen het uitgangspunt van het verdrag is. Ook is dat het uitgangspunt van de op minderjarigen betrekking hebbende bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht. Tevens zou het strafbaar stellen hiervan tot bewijsproblemen leiden. De verdachte zal beweren dat hij niet dacht dat het slachtoffer minderjarig was en zich erop beroepen dat dit ook is gebleken.’

Zie ook Rb. Den Haag, 14 september 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BX8188; Hof Den Haag, 25 juni 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2302

Omdat het ontbreken van de beschreven opsporingsmogelijkheid thans toch als een gemis wordt ervaren, is de wetgever voornemens art. 248e Sr in zodanige zin te wijzigen dat daardoor ook het geval wordt geraakt dat alleen met een opsporingsambtenaar wordt gecommuniceerd (Kamerstukken II 2014/15, 28 638, nr. 126, p. 21).

< Terug naar Meer informatie Grooming
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden