Wanneer misbruik met iemand die aan zorg is toevertrouwd (artikel 249 Sr)

Geplaatst op: 27 juni 2021

Wanneer is er sprake van misbruik met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg is toevertrouwd? Om deze vraag te beantwoorden moeten we kijken naar de volgende punten:

  • of er een afhankelijkheidsrelatie bestond
  • of er sprake was van een affectieve relatie
  • of de hulpverleningsrelatie een rol speelde

Lees meer >


Werkzaam in de maatschappelijke zorg (art. 249 Sr.)

Geplaatst op: 15 juni 2021

Het bestanddeel “werkzaam in de maatschappelijke zorg ” leidt soms tot discussie over wie er nu onder valt. Daarom staan we wat langer hierbij stil.

Over de invoering van art. 249 lid 2 onder 30 Sr wordt in de memorie van toelichting opgemerkt ( Kamerstukken II 1988-1989, 20 930, nr. 3, p. 7, 8)

“1.5. Hulpverleners
Artikel 249, tweede lid, 2°, beschermt onder andere degenen die in een inrichting zijn opgenomen tegen op hen gerichte seksuele verlangens van degenen die daar werkzaam zijn. In de vorige paragraaf werd gesignaleerd dat het artikel personen die in een inrichting zijn opgenomen geen bescherming biedt tegen anderen dan de in het artikel genoemde functionarissen, wat in het bijzonder ten aanzien van personen die aan een psychische stoornis lijden een ernstige leemte is.
Evenmin beschermt het degenen die zonder in de inrichting te zijn opgenomen de daar werkzame functionarissen consulteren. De arts die in zijn spreekkamer in het ziekenhuis ontucht pleegt met een in dat ziekenhuis opgenomen patiënt(e) pleegt een ernstig strafbaar feit. Hetzelfde feit in dezelfde spreekkamer met een patiënt(e) die hem poliklinisch consulteert is niet strafbaar.
De laatste tijd worden steeds meer geluiden gehoord van patiënten die te lijden hebben gehad van enigerlei vorm van ongewenste seksuele benadering van de zijde van hulpverleners. In een aantal gevallen zullen daar de algemene bepalingen tegen seksuele vergrijpen van toepassing zijn of zal daartegen tuchtrechtelijk, als een inbreuk op de zorgvuldigheid, die bij de beroepsuitoefening betaamt, kunnen worden opgetreden. Er blijven echter gevallen waarin niet strafrechtelijk kan worden opgetreden, zoals in het eerder genoemde voorbeeld, en waarin tuchtrechtelijk optreden of niet mogelijk is omdat de dader niet aan tuchtrecht onderworpen is, of waar de zaak zo ernstig is dat naast de mogelijkheid van toepassing van het tuchtrecht ook strafrechtelijke bescherming geboden dient te worden. Ik stel dan ook voor om aan artikel 249, tweede lid, een bepaling toe te voegen waarin strafbaar wordt gesteld het plegen van ontucht door personen werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, met personen die zich als patiënt of cliënt aan hun zorg of hulp hebben toevertrouwd.”(1)

(…)
“Met personen werkzaam in de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg worden onder andere bedoeld degenen die behoren tot de categorieën werkers in inrichtingen genoemd in artikel 249, tweede lid onder 2°. In de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg zijn echter ook personen werkzaam in beroepen, waarvan de beoefenaren over het algemeen niet binnen inrichtingen werkzaam zijn. De voorgestelde bepaling heeft ook op hen betrekking.”(Kamerstukken II 1988-1989, 20 930, nr. 3, p. 9)

Veel inzicht in hetgeen onder het begrip ‘werkzaam zijn in de maatschappelijke zorg’ dient te worden verstaan c.q. welke eisen worden gesteld wil van iemand kunnen worden gezegd dat hij werkzaam is in de maatschappelijke zorg als vorenbedoeld biedt de memorie van toelichting niet. De wetgever heeft het begrip niet willen beperken tot personen werkzaam in bepaalde beroepen.(Noyon-Langemeijer-Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, art. 249, aant. 8 (bijgewerkt tot 1 oktober 2008).) Kern van het werkzaam zijn in de maatschappelijke zorg zal moeten zijn dat het gaat om personen die hulp verlenen aan een ander, en wel in een relatie – de wet spreekt van patiënt of cliënt – die een zeker professioneel karakter heeft. Uit het feit dat het gaat om verlenen van hulp vloeit als vanzelf voort dat de relatie tussen hulpzoekende en hulpbiedende wordt gekenmerkt door een zekere mate van afhankelijkheid(4) van de hulpzoekende van de hulpbiedende. De hulpzoekende vraagt immers om hulp, vertrouwt zich toe aan diens zorg en maakt zich zo tot op zekere hoogte afhankelijk van degene aan wie hij hulp vraagt, zeker wanneer het niet gaat om een incidenteel maar herhaaldelijk contact van de hulpzoekende met de hulpbiedende. Die afhankelijkheid wordt nog versterkt wanneer de hulpbiedende zich daarbij opstelt als professioneel hulpverlener en voor het verlenen van hulp wordt betaald. De hulpbiedende geeft daarmee immers aan dat hij naar een zekere professionele standaard hulp kan bieden, daarmee het vertrouwen wekkend bij de hulpzoekende dat hij deskundig is in het bieden van de gevraagde hulp.

Een en ander komt ook tot uitdrukking in de volgende overweging in HR 2 december 2003, LJN AJ1188, NJ 2004, 78:

“3.4. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat, overeenkomstig hetgeen het Hof in de strafmotivering ook heeft overwogen, de verdachte door genoemde seksuele handelingen te plegen, als masseur en psychotherapeut misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch overwicht, de afhankelijke positie van het slachtoffer en het vertrouwen dat hij van haar had gewonnen. In strafbaarstelling van zodanig misbruik door iemand die – zoals ten aanzien van de verdachte moet worden aangenomen – werkzaam is in de gezondheidszorg, is voorzien in art. 249 Sr.”

11. Met het voorgaande zou ik de indruk kunnen wekken dat iedere vorm van hulpverlening tot de maatschappelijke zorg zou moeten worden gerekend. Dat is niet het geval. De loodgieter die een leertje in een lekkende kraan vervangt verleent ook hulp, om van de monteur die de weigerende centrale verwarming maakt maar niet te spreken. Onder maatschappelijke zorg zou ik willen begrijpen al die zorg die erop is gericht mensen in de maatschappij staande te houden. Dan kan het gaan om een verzorgster die een bejaarde helpt bij het aankleden maar evenzeer om iemand die probeert problemen op het mentale vlak te verhelpen, zoals een psycholoog of een veelheid van andere hulpverleners die een bepaalde, al dan niet gevalideerde methode of therapie hebben ontwikkeld om iemand mentaal op normale sterkte te brengen, zoals iemand als de verdachte die kennelijk werkte vanuit de gedachte dat mentaal onwelbevinden kan voortvloeien uit energielekken en zich op basis van die gedachte afficheert als professioneel hulpverlener.

12. Tegen deze achtergrond geeft het oordeel van het Hof dat de verdachte als mental coach werkzaam was in de maatschappelijke zorg in de in art. 249 lid 2 onder 30 Sr bedoelde zin geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. Behalve hetgeen het Hof te dier zake overweegt dient immers mede in aanmerking te worden genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen inhouden dat de verdachte ruim dertig jaar als mental coach werkzaam was, dat op de deur stond dat verdachte zich coach noemde, dat een mental coach volgens de verdachte iemand is die mensen helpt hun mentale gedeelte op orde te brengen, dat verdachte als mental coach wel 100.000 cliënten heeft gehad en dat de verdachte daarvoor per gesprek werd betaald. Uit al deze omstandigheden, beschouwd in onderling verband en samenhang, kan worden afgeleid dat de verdachte zich afficheerde als professioneel hulpverlener voor mensen met problemen van mentale aard en mitsdien dat hij werkzaam was als professioneel hulpverlener in de maatschappelijke zorg.

Uitgangspunt moet zijn dat de strafbaarstelling in art. 249, tweede lid onder sub 3 Sr, voor alle gevallen geldt waarin tussen de betrokkenen een relatie als in deze wetsbepaling bedoeld bestaat, en dat in zodanig geval slechts dan geen sprake is van ‘ontucht plegen’, wanneer die relatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest. In zijn arrest van 22 maart 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP2630) heeft de Hoge Raad dit uitgangspunt herhaald en geoordeeld dat artikel 249, tweede lid onder sub 3 Sr, de patiënt of cliënt onder meer beschermt tegen misbruik van psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem heeft gewonnen.

Voorbeelden van personen die werkzaam zijn in de maatschappelijke zorg:

  • mental coach werkzaam was in de maatschappelijke zorg (ECLI:NL:HR:2011:BP2630)

Chatgesprekken waarbij over seks werd gesproken nog geen verleiding 248a Sr.

Geplaatst op: 04 februari 2019

Het hof acht de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet reeds gericht op de voltooiing van het delict als bedoeld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. Weliswaar kan uit de door verdachte gestelde vragen aan het slachtoffer worden afgeleid dat kennelijk het voornemen bestond om het slachtoffer te bewegen tot het plegen van ontuchtig handelingen of het dulden van zodanige handelingen, maar dit is naar het oordeel van het hof voor het aannemen van een begin van uitvoering van dit voornemen onvoldoende. Het enkele voeren van gesprekken via de chat (MSN) waarbij over seks wordt gesproken houdt naar het oordeel van het hof niet in feitelijke gedragingen van verdachte die naar hun uiterlijke verschijningsvormen reeds gericht zijn op de voltooiing van het misdrijf (Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 11 maart 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:CA3698).

Lees meer >


Vrijwillige relatie met medewerker novadic-kentron; geen misbruik ex art. 249 met hulpverlener

Geplaatst op: 25 november 2017

Vrijspraak artikel 249, tweede lid aanhef en onder 3 Sr. Verdachte was werkzaam bij de verslavingsreclassering en hij en aangeefster hadden een vrijwillige affectieve relatie. Rechtbank haalt HR aan in LJN BP2630 en NJ 1997, 485. (rb Oost-Brabant, 19 februari 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ1307)

Lees meer >


Alleen werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontucht / misbruik kind

Geplaatst op: 20 september 2017

Het aantal strafzaken waar een verdachte bij ontucht / misbruik van kinderen wegkomt met alleen een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, wordt steeds minder. Steeds vaker zien we dat er gevangenisstraffen vanaf 4 – 6 maanden worden opgelegd. In een strafzaak waarbij het ging om ontucht met een dochter heeft de rechtbank Gelderland laatst echter heel mild gestraft, rekening houdende met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Lees meer >


Sekuele relatie hulpverlener alleen toegestaan zonder afhankelijkheidspositie

Geplaatst op: 17 september 2017

Een seksuele relatie tussen een hulpverlener en een patiënt is in beginsel niet toegestaan. Alleen wanneer er geen sprake is van een afhankelijkheidspositie, is een dergelijke relatie toegestaan. In casu ging het om een woon- werkbegeleider bij een Stichting die behandeling en zorg aan mensen biedt met een psychiatrische problematiek en aan mensen met een verstandelijke beperking. Volgens de rechtbank was er in die relatie wel sprake van een afhankelijkheidspositie (Rechtbank Gelderland, 31 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4509).

Lees meer >


Rapport straffen bij ontucht – voor de strafmaatbepalende factoren

Geplaatst op: 14 september 2016

Rechters moeten duidelijker uitleggen hoe ze tot een bepaalde straf zijn gekomen, zo stelt de rapporteur Mensenhandel in een uitgebracht onderzoeksrapport. Voor dit onderzoek is een steekproef genomen uit alle vonnissen uit 2012 en 2013 waarin een dader veroordeeld is voor fysiek kindermisbruik. De steekproef bestaat uit 182 veroordelingen. Het gaat hier om de volgende wetsartikelen:

  • art. 244 Sr (seksueel binnendringen bij een kind beneden de 12 jaar),
  • art. 245 Sr (seksueel binnendringen bij een kind van 12 tot 16 jaar),
  • art. 247 Sr (ontucht met een kind beneden de 16 jaar),
  • art. 249 lid 1 (ontucht met een aan de zorg toevertrouwde minderjarige).

Van dit onderzoek is in februari 2016 ‘Ontucht voor de rechter. Deel 1: De zaken’ gepubliceerd. Hierin werd de aard van de ontuchtzaken beschreven.

Voor de rechtspraktijk is met name hoofdstuk 4 interessant, te weten de factoren die van belang zijn voor het bepalen van de strafsoort en strafmaat door rechters.

Lees meer >


Ontucht via de webcam

Geplaatst op: 09 maart 2016

De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 november 2004 (LJN AQ0950) geoordeeld dat van ontucht onder omstandigheden ook sprake kan zijn, wanneer er geen lichamelijke aanraking tussen de verdachte en de minderjarige heeft plaatsgevonden. Een rol daarbij speelt of er relevante interactie is geweest tussen verdachte en die minderjarige. Dit oordeel heeft de Hoge Raad bevestigd bij arrest van 22 maart 2011 (LJN BP1379). De bewijsmiddelen moeten dan dus wel blijk geven van relevante interactie tussen de verdachte en de minderjarige. De vraag doet zich voor welke eisen worden gesteld aan die relevante interactie.

Naar het oordeel van de rechtbank doet laatstbedoelde situatie zich voor bij het contact tussen verdachte en [slachtoffer 1]. Bij de ontuchtige handelingen, waarbij verdachte niet lijfelijk aanwezig was, maar die plaatsvonden voor de webcam, heeft er volop interactie plaats gevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1], waarbij verdachte de strikte regie over de uit te voeren ontuchtige handelingen had. Verdachte gaf [slachtoffer 1] opdrachten als “pak een tandenborstel of iets dikkers” en ,,maak de tandenborstel nat en je kontgaatje ff helemaal erin”. [slachtoffer 1] voldeed aan deze opdrachten en vervolgens vonden de in de tenlastelegging genoemde handelingen plaats. De rechtbank acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het meermalen plegen daarvan, nu zij niet heeft kunnen vaststellen dat deze feiten in de ten laste gelegde periode meermalen hebben plaats gevonden.

Lees meer >


Bescherming kinderen bij ontucht

Geplaatst op: 20 januari 2016

Jongeren tussen de twaalf en achttien jaar worden volgens de Nederlandse wet strafrechtelijk beschermd tegen seksueel contact dat vrijwillig tot stand kan zijn gekomen. Voor jongeren die zonder dwang seksueel worden benaderd en/of zelf seksuele toenadering zoeken, geldt dat ze weliswaar worden beschermd tegen dat contact, maar tegelijkertijd een seksueel actieve rol kunnen hebben gespeeld. Dit artikel staat stil bij de wijze waarop ontuchtplegers seksueel contact leggen en hoe dergelijke contacten met jongeren zich gegeven de faciliterende rol van het slachtoffer kunnen voordoen. Met een politiële/justitiële bril zal worden gekeken naar de taxatie van zulke seksuele voorvallen. De richtinggevende vraag is hoe in de opsporing en vervolging gestalte wordt gegeven aan de bescherming van de jongere én aan de rechtsbescherming van de dader.

Lees meer >


Ontucht met stagiaire valt onder bereik art. 249 Sr.

Geplaatst op: 08 oktober 2015

Het verrichten van ontuchtige handelingen met een stagiaire valt onder het bereik van de strafbaarstelling van artikel 249 Sr. Dit heeft de Hoge Raad bepaald in zijn arrest van 11 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2033. Het ging in die zaak om een minderjarige MEAO-stagiaire die werd begeleid door de verdachte, die veel ouder was. De hof oordeelde in die zaak:

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden