Meer informatie ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen Archives - Zedenadvocaat https://www.zedenadvocaat.nl/advocaat-ontucht-misbruik-gezag-vertrouwen/ Sun, 27 Jun 2021 11:58:33 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.6 Wanneer misbruik met iemand die aan zorg is toevertrouwd (artikel 249 Sr) https://www.zedenadvocaat.nl/wanneer-misbruik-met-iemand-die-aan-zorg-is-toevertrouwd-artikel-249-sr/ https://www.zedenadvocaat.nl/wanneer-misbruik-met-iemand-die-aan-zorg-is-toevertrouwd-artikel-249-sr/#respond Sun, 27 Jun 2021 11:58:33 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=2047 Wanneer is er sprake van misbruik met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg is toevertrouwd? Om deze vraag te beantwoorden moeten we kijken naar de volgende punten: of er een afhankelijkheidsrelatie bestond of er sprake was van een affectieve relatie of de hulpverleningsrelatie een rol speelde Wanneer wordt er […]

The post Wanneer misbruik met iemand die aan zorg is toevertrouwd (artikel 249 Sr) appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Wanneer is er sprake van misbruik met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg is toevertrouwd? Om deze vraag te beantwoorden moeten we kijken naar de volgende punten:

  • of er een afhankelijkheidsrelatie bestond
  • of er sprake was van een affectieve relatie
  • of de hulpverleningsrelatie een rol speelde

  1. Wanneer wordt er wel en geen afhankelijkheid aangenomen?

Uit de formulering van het bovengenoemd artikellid kan afgeleid worden dat er een hulpverleningsrelatie dient te bestaan tussen de hulpverlener en cliënt/patiënt. Van belang is niet dat er een formele behandelrelatie dient te zijn. Het is hier bepalend of er een feitelijke behandelrelatie bestaat (HR 5-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3059)

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 18 februari 1997 geoordeeld dat er slechts sprake is van ontucht als dat betrekking heeft op ontucht in de relatie van hulpverlener-patiënt/cliënt. Uit deze relatie vloeit een bepaalde afhankelijkheid voort, waarvan geen misbruik mag worden gemaakt. Deze afhankelijkheid moet worden gezien als een die direct voortvloeit uit de specifieke behandelrelatie. Uitgangspunt blijft dat zolang er sprake is van een hulpverleningsrelatie, tevens sprake is van een vorm van afhankelijkheid van de hulpverlener. (HR 5-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3059.)
Die afhankelijkheid kan immers gevolgen hebben voor de vrijwilligheid van de seksuele relatie.

Bovendien spelen de omstandigheden van het geval een belangrijke rol voor het al dan niet aannemen van afhankelijkheid. In de uitspraak van het Hof Leeuwarden in 2009 was sprake van afhankelijkheid waarin het slachtoffer zich bevond in een gesloten afdeling in het kader van tenuitvoerlegging van TBS met dwangverpleging (Hof Leeuwarden 06-10-2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ9304). Verdachte was niet vrij om te gaan en te staan waar en met wie hij wenste. De verdachte maakte deel uit van het behandelteam. Deze relatie bestond ook nog tijdens de seksuele relatie. De functionele relatie had hier wel degelijk invloed op de seksuele handelingen tussen partijen.

Daartegenover werd in de uitspraak van Rb. Oost-Brabant  van 19 februari 2013 geoordeeld dat er geen sprake was van afhankelijkheid nu er een vrijwillige affectieve relatie is ontstaan tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij slachtoffer – in die tijd was zij stabiel zonder enige gebruik van alcohol of drugs – bij herhaling het initiatief nam tot die relatie en de seksuele handelingen met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden. Zie ook de uitspraak van Rb. Groningen 5 maart 2009, waarbij geen sprake was van afhankelijkheid door de vrijwillige seksuele relatie met wederzijds goedvinden. Uit de verklaringen bleek verder niet dat er sprake was van enige druk of dwang uit de relatie van sociotherapeut en patiënt.

  1. Onder welke omstandigheden is een (affectieve) relatie niet strafbaar?

Onder bepaalde omstandigheden is een affectieve relatie niet strafbaar. Er is geen sprake van ontucht, wanneer de hulpverleningsrelatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt. Dit betekent bijvoorbeeld wanneer sprake is van wederzijdse vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest (18 februari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0645). Een bekend voorbeeld is dat wanneer de hulpverlener zijn vrouw als patiënte behandelt. Hier is dan geen sprake van ontucht. Andere voorbeelden, waarin een dergelijke affectieve relatie niet strafbaar is, zijn hierboven reeds gegeven. Verder is het van belang om te kijken naar de concrete omstandigheden van het geval om vast te stellen of sprake is van afhankelijkheid.

  1. Welke rol de hulpverleningsrelatie speelt?

Blijkens HR 18-02-1997 is er wel een uitzondering op de hoofdregel dat seks met een patiënt of cliënt strafbaar is. Er is alleen geen sprake van ontucht indien de hulpverleningsrelatie geen rol speelt bij de seksuele handelingen. Enige vorm van afhankelijkheid moet hier niet van invloed zijn geweest.

Gezichtspunten hierbij zijn

  • Het betreft een patiënt of cliënt met een hogere intelligentie .
  • Het initiatief kwam van het slachtoffer.
  • Verdachte is op een verantwoorde manier met de hulpverleningsrelatie omgegaan.

The post Wanneer misbruik met iemand die aan zorg is toevertrouwd (artikel 249 Sr) appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/wanneer-misbruik-met-iemand-die-aan-zorg-is-toevertrouwd-artikel-249-sr/feed/ 0
Werkzaam in de maatschappelijke zorg (art. 249 Sr.) https://www.zedenadvocaat.nl/werkzaam-in-de-maatschappelijke-zorg-art-249-sr/ https://www.zedenadvocaat.nl/werkzaam-in-de-maatschappelijke-zorg-art-249-sr/#respond Tue, 15 Jun 2021 14:37:14 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=2044 Het bestanddeel “werkzaam in de maatschappelijke zorg ” leidt soms tot discussie over wie er nu onder valt. Daarom staan we wat langer hierbij stil. Over de invoering van art. 249 lid 2 onder 30 Sr wordt in de memorie van toelichting opgemerkt ( Kamerstukken II 1988-1989, 20 930, nr. 3, p. 7, 8) “1.5. […]

The post Werkzaam in de maatschappelijke zorg (art. 249 Sr.) appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Het bestanddeel “werkzaam in de maatschappelijke zorg ” leidt soms tot discussie over wie er nu onder valt. Daarom staan we wat langer hierbij stil.

Over de invoering van art. 249 lid 2 onder 30 Sr wordt in de memorie van toelichting opgemerkt ( Kamerstukken II 1988-1989, 20 930, nr. 3, p. 7, 8)

“1.5. Hulpverleners
Artikel 249, tweede lid, 2°, beschermt onder andere degenen die in een inrichting zijn opgenomen tegen op hen gerichte seksuele verlangens van degenen die daar werkzaam zijn. In de vorige paragraaf werd gesignaleerd dat het artikel personen die in een inrichting zijn opgenomen geen bescherming biedt tegen anderen dan de in het artikel genoemde functionarissen, wat in het bijzonder ten aanzien van personen die aan een psychische stoornis lijden een ernstige leemte is.
Evenmin beschermt het degenen die zonder in de inrichting te zijn opgenomen de daar werkzame functionarissen consulteren. De arts die in zijn spreekkamer in het ziekenhuis ontucht pleegt met een in dat ziekenhuis opgenomen patiënt(e) pleegt een ernstig strafbaar feit. Hetzelfde feit in dezelfde spreekkamer met een patiënt(e) die hem poliklinisch consulteert is niet strafbaar.
De laatste tijd worden steeds meer geluiden gehoord van patiënten die te lijden hebben gehad van enigerlei vorm van ongewenste seksuele benadering van de zijde van hulpverleners. In een aantal gevallen zullen daar de algemene bepalingen tegen seksuele vergrijpen van toepassing zijn of zal daartegen tuchtrechtelijk, als een inbreuk op de zorgvuldigheid, die bij de beroepsuitoefening betaamt, kunnen worden opgetreden. Er blijven echter gevallen waarin niet strafrechtelijk kan worden opgetreden, zoals in het eerder genoemde voorbeeld, en waarin tuchtrechtelijk optreden of niet mogelijk is omdat de dader niet aan tuchtrecht onderworpen is, of waar de zaak zo ernstig is dat naast de mogelijkheid van toepassing van het tuchtrecht ook strafrechtelijke bescherming geboden dient te worden. Ik stel dan ook voor om aan artikel 249, tweede lid, een bepaling toe te voegen waarin strafbaar wordt gesteld het plegen van ontucht door personen werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, met personen die zich als patiënt of cliënt aan hun zorg of hulp hebben toevertrouwd.”(1)

(…)
“Met personen werkzaam in de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg worden onder andere bedoeld degenen die behoren tot de categorieën werkers in inrichtingen genoemd in artikel 249, tweede lid onder 2°. In de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg zijn echter ook personen werkzaam in beroepen, waarvan de beoefenaren over het algemeen niet binnen inrichtingen werkzaam zijn. De voorgestelde bepaling heeft ook op hen betrekking.”(Kamerstukken II 1988-1989, 20 930, nr. 3, p. 9)

Veel inzicht in hetgeen onder het begrip ‘werkzaam zijn in de maatschappelijke zorg’ dient te worden verstaan c.q. welke eisen worden gesteld wil van iemand kunnen worden gezegd dat hij werkzaam is in de maatschappelijke zorg als vorenbedoeld biedt de memorie van toelichting niet. De wetgever heeft het begrip niet willen beperken tot personen werkzaam in bepaalde beroepen.(Noyon-Langemeijer-Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, art. 249, aant. 8 (bijgewerkt tot 1 oktober 2008).) Kern van het werkzaam zijn in de maatschappelijke zorg zal moeten zijn dat het gaat om personen die hulp verlenen aan een ander, en wel in een relatie – de wet spreekt van patiënt of cliënt – die een zeker professioneel karakter heeft. Uit het feit dat het gaat om verlenen van hulp vloeit als vanzelf voort dat de relatie tussen hulpzoekende en hulpbiedende wordt gekenmerkt door een zekere mate van afhankelijkheid(4) van de hulpzoekende van de hulpbiedende. De hulpzoekende vraagt immers om hulp, vertrouwt zich toe aan diens zorg en maakt zich zo tot op zekere hoogte afhankelijk van degene aan wie hij hulp vraagt, zeker wanneer het niet gaat om een incidenteel maar herhaaldelijk contact van de hulpzoekende met de hulpbiedende. Die afhankelijkheid wordt nog versterkt wanneer de hulpbiedende zich daarbij opstelt als professioneel hulpverlener en voor het verlenen van hulp wordt betaald. De hulpbiedende geeft daarmee immers aan dat hij naar een zekere professionele standaard hulp kan bieden, daarmee het vertrouwen wekkend bij de hulpzoekende dat hij deskundig is in het bieden van de gevraagde hulp.

Een en ander komt ook tot uitdrukking in de volgende overweging in HR 2 december 2003, LJN AJ1188, NJ 2004, 78:

“3.4. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat, overeenkomstig hetgeen het Hof in de strafmotivering ook heeft overwogen, de verdachte door genoemde seksuele handelingen te plegen, als masseur en psychotherapeut misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch overwicht, de afhankelijke positie van het slachtoffer en het vertrouwen dat hij van haar had gewonnen. In strafbaarstelling van zodanig misbruik door iemand die – zoals ten aanzien van de verdachte moet worden aangenomen – werkzaam is in de gezondheidszorg, is voorzien in art. 249 Sr.”

11. Met het voorgaande zou ik de indruk kunnen wekken dat iedere vorm van hulpverlening tot de maatschappelijke zorg zou moeten worden gerekend. Dat is niet het geval. De loodgieter die een leertje in een lekkende kraan vervangt verleent ook hulp, om van de monteur die de weigerende centrale verwarming maakt maar niet te spreken. Onder maatschappelijke zorg zou ik willen begrijpen al die zorg die erop is gericht mensen in de maatschappij staande te houden. Dan kan het gaan om een verzorgster die een bejaarde helpt bij het aankleden maar evenzeer om iemand die probeert problemen op het mentale vlak te verhelpen, zoals een psycholoog of een veelheid van andere hulpverleners die een bepaalde, al dan niet gevalideerde methode of therapie hebben ontwikkeld om iemand mentaal op normale sterkte te brengen, zoals iemand als de verdachte die kennelijk werkte vanuit de gedachte dat mentaal onwelbevinden kan voortvloeien uit energielekken en zich op basis van die gedachte afficheert als professioneel hulpverlener.

12. Tegen deze achtergrond geeft het oordeel van het Hof dat de verdachte als mental coach werkzaam was in de maatschappelijke zorg in de in art. 249 lid 2 onder 30 Sr bedoelde zin geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. Behalve hetgeen het Hof te dier zake overweegt dient immers mede in aanmerking te worden genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen inhouden dat de verdachte ruim dertig jaar als mental coach werkzaam was, dat op de deur stond dat verdachte zich coach noemde, dat een mental coach volgens de verdachte iemand is die mensen helpt hun mentale gedeelte op orde te brengen, dat verdachte als mental coach wel 100.000 cliënten heeft gehad en dat de verdachte daarvoor per gesprek werd betaald. Uit al deze omstandigheden, beschouwd in onderling verband en samenhang, kan worden afgeleid dat de verdachte zich afficheerde als professioneel hulpverlener voor mensen met problemen van mentale aard en mitsdien dat hij werkzaam was als professioneel hulpverlener in de maatschappelijke zorg.

Uitgangspunt moet zijn dat de strafbaarstelling in art. 249, tweede lid onder sub 3 Sr, voor alle gevallen geldt waarin tussen de betrokkenen een relatie als in deze wetsbepaling bedoeld bestaat, en dat in zodanig geval slechts dan geen sprake is van ‘ontucht plegen’, wanneer die relatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest. In zijn arrest van 22 maart 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP2630) heeft de Hoge Raad dit uitgangspunt herhaald en geoordeeld dat artikel 249, tweede lid onder sub 3 Sr, de patiënt of cliënt onder meer beschermt tegen misbruik van psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem heeft gewonnen.

Voorbeelden van personen die werkzaam zijn in de maatschappelijke zorg:

  • mental coach werkzaam was in de maatschappelijke zorg (ECLI:NL:HR:2011:BP2630)

The post Werkzaam in de maatschappelijke zorg (art. 249 Sr.) appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/werkzaam-in-de-maatschappelijke-zorg-art-249-sr/feed/ 0
Chatgesprekken waarbij over seks werd gesproken nog geen verleiding 248a Sr. https://www.zedenadvocaat.nl/chatgesprekken-waarbij-over-seks-werd-gesproken-nog-geen-verleiding-248a-sr/ https://www.zedenadvocaat.nl/chatgesprekken-waarbij-over-seks-werd-gesproken-nog-geen-verleiding-248a-sr/#respond Sun, 03 Feb 2019 23:11:10 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1969 Het hof acht de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet reeds gericht op de voltooiing van het delict als bedoeld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. Weliswaar kan uit de door verdachte gestelde vragen aan het slachtoffer worden afgeleid dat kennelijk het voornemen bestond om het slachtoffer te bewegen tot het […]

The post Chatgesprekken waarbij over seks werd gesproken nog geen verleiding 248a Sr. appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Het hof acht de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet reeds gericht op de voltooiing van het delict als bedoeld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. Weliswaar kan uit de door verdachte gestelde vragen aan het slachtoffer worden afgeleid dat kennelijk het voornemen bestond om het slachtoffer te bewegen tot het plegen van ontuchtig handelingen of het dulden van zodanige handelingen, maar dit is naar het oordeel van het hof voor het aannemen van een begin van uitvoering van dit voornemen onvoldoende. Het enkele voeren van gesprekken via de chat (MSN) waarbij over seks wordt gesproken houdt naar het oordeel van het hof niet in feitelijke gedragingen van verdachte die naar hun uiterlijke verschijningsvormen reeds gericht zijn op de voltooiing van het misdrijf (Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 11 maart 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:CA3698).

Vrijspraak misleiding

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het – door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht – opzettelijk bewegen van [slachtoffer] om ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden door met [slachtoffer] seksueel getinte MSN-gesprekken te voeren en seksueel getinte vragen te stellen.

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof de navolgende feiten en omstandigheden kunnen vaststellen.

Op basis van de verklaring van [slachtoffer] en/of verdachte, zoals afgelegd bij de politie, kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte tijdens de MSN-gesprekken aan [slachtoffer] heeft gevraagd:

– of zij hem voor de cam wilde zien terwijl hij zich rukte en

– of zij een cam had zodat zij zichzelf voor hem kon vingeren.

De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is de vraag of verdachte zich, met het uitspreken van voornoemde seksueel getinte vragen in de richting van [slachtoffer], schuldig heeft gemaakt aan een strafbare poging tot het opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden.

Om te kunnen spreken van een strafbare poging is vereist dat het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.

Gedragingen vormen een begin van uitvoering van een misdrijf als bedoeld in art. 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, wanneer zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf; HR 24 oktober 1978, NJ 1979/52 (Cito).

Naar het oordeel van het hof zijn de hiervoor genoemde feitelijke gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet reeds gericht op de voltooiing van het delict als bedoeld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. Weliswaar kan uit de door verdachte gestelde vragen aan [slachtoffer] worden afgeleid dat kennelijk het voornemen bestond om [slachtoffer] te bewegen tot het plegen van ontuchtig handelingen of het dulden van zodanige handelingen, maar dit is naar het oordeel van het hof voor het aannemen van een begin van uitvoering van dit voornemen onvoldoende. Het enkele voeren van gesprekken via de chat waarbij over seks wordt gesproken houdt naar het oordeel van het hof niet in feitelijke gedragingen van verdachte die naar hun uiterlijke verschijningsvormen reeds gericht zijn op de voltooiing van het misdrijf.

Het voeren van deze elektronische chatgesprekken met een persoon beneden de 16 met het oogmerk om ontuchtige handelingen met die persoon te plegen kan onder omstandigheden het plegen van art. 248e Sr (al dan niet in de vorm van een poging) opleveren. Dit feit is echter niet aan de verdachte ten laste gelegd.

Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

The post Chatgesprekken waarbij over seks werd gesproken nog geen verleiding 248a Sr. appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/chatgesprekken-waarbij-over-seks-werd-gesproken-nog-geen-verleiding-248a-sr/feed/ 0
Vrijwillige relatie met medewerker novadic-kentron; geen misbruik ex art. 249 met hulpverlener https://www.zedenadvocaat.nl/vrijwillige-relatie-medewerker-novadic-kentron-geen-misbruik-ex-art-249-hulpverlener/ https://www.zedenadvocaat.nl/vrijwillige-relatie-medewerker-novadic-kentron-geen-misbruik-ex-art-249-hulpverlener/#respond Sat, 25 Nov 2017 15:20:46 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1791 Vrijspraak artikel 249, tweede lid aanhef en onder 3 Sr. Verdachte was werkzaam bij de verslavingsreclassering en hij en aangeefster hadden een vrijwillige affectieve relatie. Rechtbank haalt HR aan in LJN BP2630 en NJ 1997, 485. (rb Oost-Brabant, 19 februari 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ1307) Juridisch kader misbruik art 249 Sr. Artikel 249, tweede lid aanhef en onder 3°, Sr bepaalt dat strafbaar is: […]

The post Vrijwillige relatie met medewerker novadic-kentron; geen misbruik ex art. 249 met hulpverlener appeared first on Zedenadvocaat.

]]>

Vrijspraak artikel 249, tweede lid aanhef en onder 3 Sr. Verdachte was werkzaam bij de verslavingsreclassering en hij en aangeefster hadden een vrijwillige affectieve relatie. Rechtbank haalt HR aan in LJN BP2630 en NJ 1997, 485. (rb Oost-Brabant, 19 februari 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ1307)

Juridisch kader misbruik art 249 Sr.

Artikel 249, tweede lid aanhef en onder 3°, Sr bepaalt dat strafbaar is: ‘degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd’.

Relatie met medewerker Novadic-Kentron

In deze zaak is verdachte, in 2007 en in de jaren nadien werkzaam bij Novadic, aanvankelijk als dagstructuurbegeleider van mevrouw [slachtoffer], een cliënte van Novadic, bij haar betrokken geraakt. Vervolgens heeft verdachte contact gehouden met deze cliënte. Hij heeft haar nog lange tijd regelmatig bezocht en voorzien van een deel van haar medicatie. Verdachte was naar het oordeel van de rechtbank gedurende de ten laste gelegde periode werkzaam in de maatschappelijke zorg.

Mevrouw [slachtoffer] heeft hem in die functie leren kennen en ook toen zij niet meer de dagstructuur volgde, was zij nog steeds cliënte bij Novadic en was verdachte ook nog steeds werkzaam bij Novadic. In dat kader hebben de bezoeken van verdachte en het verstrekken van de medicatie plaatsgevonden. In die zin was mevrouw [slachtoffer] aan de zorg van verdachte toevertrouwd.

De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat er sprake was van een functionele relatie in de zin van artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3°, Sr tussen verdachte en mevrouw [slachtoffer]. .

Vrijspraak vanwege vrijwillige relatie, zonder misbruik

Vooropgesteld moet worden dat met deze strafbaarstelling is beoogd ook strafrechtelijke bescherming te bieden tegen seksuele benadering van de zijde van genoemde hulpverleners. Daarbij is uitgangspunt dat deze strafbaarstelling, gelet op de strekking daarvan, geldt voor alle gevallen waarin tussen de betrokkenen een relatie als in deze wetsbepaling bedoeld, bestaat. Deze bepaling beschermt de patiënt of cliënt onder meer tegen misbruik van het psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem heeft gewonnen.

Tegen deze achtergrond van al hetgeen hiervoor is vooropgesteld, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of in het onderhavige geval sprake was van het plegen van ontucht door verdachte.

De Hoge Raad overwoog op 22 maart 2011 (LJN: BP2630) in rechtsoverweging 4.3 op dit punt het volgende:

In HR 18 februari 1997 (NJ 1997,485) is geoordeeld dat uitgangspunt moet zijn dat wanneer tussen de betrokkenen een relatie bestaat als bedoeld in artikel 249, tweede lid aanhef en onder 3°, Sr, gelet op de strekking van de bescherming die deze bepaling aan patiënten en cliënten beoogt te bieden, slechts dan bij wijze van uitzondering geen sprake is van ‘ontucht plegen’ indien die relatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest.

Zowel verdachte als mevrouw [slachtoffer] hebben verklaard dat zij in de ten laste gelegde periode, in ieder geval in de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2007, een vrijwillige affectieve relatie hebben gehad, dat mevrouw [slachtoffer] bij herhaling het initiatief tot die relatie nam en dat de seksuele contacten met instemming van beiden hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft voorts verklaard dat mevrouw [slachtoffer] in die periode stabiel was en geen alcohol of drugs gebruikte.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het zeer wel mogelijk is dat de hiervoor genoemde functionele relatie tussen beiden geen rol heeft gespeeld bij de seksuele contacten en dat daarbij enige vorm van afhankelijkheid en/of gewonnen vertrouwen door verdachte niet van invloed is geweest. Evenmin kan worden uitgesloten dat er geen sprake was van enige vorm van psychisch overwicht door verdachte die van invloed was op die contacten in de verdachte verweten periode.

De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

The post Vrijwillige relatie met medewerker novadic-kentron; geen misbruik ex art. 249 met hulpverlener appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/vrijwillige-relatie-medewerker-novadic-kentron-geen-misbruik-ex-art-249-hulpverlener/feed/ 0
Alleen werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontucht / misbruik kind https://www.zedenadvocaat.nl/alleen-werkstraf-en-voorwaardelijke-gevangenisstraf-ontucht-misbruik-kind/ https://www.zedenadvocaat.nl/alleen-werkstraf-en-voorwaardelijke-gevangenisstraf-ontucht-misbruik-kind/#respond Wed, 20 Sep 2017 22:40:10 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1707 Het aantal strafzaken waar een verdachte bij ontucht / misbruik van kinderen wegkomt met alleen een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, wordt steeds minder. Steeds vaker zien we dat er gevangenisstraffen vanaf 4 – 6 maanden worden opgelegd. In een strafzaak waarbij het ging om ontucht met een dochter heeft de rechtbank Gelderland laatst echter […]

The post Alleen werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontucht / misbruik kind appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Het aantal strafzaken waar een verdachte bij ontucht / misbruik van kinderen wegkomt met alleen een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, wordt steeds minder. Steeds vaker zien we dat er gevangenisstraffen vanaf 4 – 6 maanden worden opgelegd. In een strafzaak waarbij het ging om ontucht met een dochter heeft de rechtbank Gelderland laatst echter heel mild gestraft, rekening houdende met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Werkstraf en forse voorwaardelijke straf voor ontucht met dochter

Rb Gelderland, 28 september 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5192
In deze zaak heeft de rechtbank meegewogen

  • dat  rondom verdachte en zijn gezin een netwerk van hulpverlening opgezet.
  • dat verdachte is vrijwillig een behandeling bij Kairos gestart. Daarnaast zijn hulpverleners van Karakter, Veilig Thuis, Agathos (reformatorische zorgorganisatie), Entréa, en het sociale wijkteam Nederbetuwe betrokken.
  • dat verdachte door de Stoornis van Asperger moeite om zich te verplaatsen in de ander. Dit kenmerk lijkt, volgens de GZ-psycholoog, een grote rol te hebben gespeeld bij het plegen van het seksueel misbruik. Verdachte wist dat het niet mocht wat hij bij zijn dochter deed. Dat was voor hem echter niet voldoende om te stoppen, omdat hij zich door zijn stoornis niet realiseerde en niet doorhad dat zijn gedrag grote impact op zijn dochter had en in de toekomst zou kunnen hebben. Zijn gebrek aan inlevingsvermogen maakt dat hij alleen feitelijk weet dat bepaald gedrag niet mag, maar niet voelt dat het niet kan. Om deze reden wordt geadviseerd om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
  • dat uit het Pro Justitia rapport volgt dat de kans op recidive zeer klein is nu verdachte is erg geschrokken van wat er nu allemaal gebeurt. De kans dat hij weer in de problemen zou kunnen komen door zijn behoefte aan seksueel contact lijkt wel aanwezig als zijn echtgenote en hij hun problemen op dit vlak niet oplossen.
  • dat hij vanaf het begin af aan openheid van zaken heeft gegeven en daarmee zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend.
  • dat verdachte met deze houding, het (in eerste instantie vrijwillig) oppakken van hulpverlening en het vervolgens consequent nakomen van alle verplichte en onverplichte afspraken in het kader van zijn behandeling, laat hij zien dat hij de schade die hij in het gezin heeft aangericht probeert te herstellen.
  • dat er  nog een lange weg te gaan is, ook in termen van behandeling en begeleiding, wat ook als een strafelement gezien kan worden.
  • dat verdachte de kostwinner van het gezin is. Indien verdachte een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal moeten uitzitten, zal zijn gezin in financiële problemen komen. Het gezin zal dan – onbedoeld – nog dieper in de problemen zal geraken.
  • dat verdachte nimmer voor enig misdrijf is veroordeeld.De rechtbank is aldus van oordeel dat in dit specifieke geval het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Het is wenselijk het reeds ingezette behandeltraject dat al meer dan een half jaar lopende is en waarin door verdachte serieuze stappen in de goede richting zijn gezet, niet te doorkruisen. Aan verdachte zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die hij al in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast zal aan hem, ter compensatie van het niet opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wat in het algemeen wel gebruikelijk is in zaken als deze, een lange voorwaardelijke gevangenisstraf alsook een forse werkstraf worden opgelegd.
    Het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf dient om te voorkomen dat verdachte niet opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit begaat en hij tegelijkertijd, indien nodig verplicht, de benodigde behandeling voor zijn problemen krijgt. De rechtbank ziet hier aanleiding om de proeftijd te verlengen tot vijf jaar. Immers, gelet op verdachtes stoornis en de omstandigheid dat hij op termijn terugkeert naar zijn gezin met onder meer twee minderjarige dochters, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
    Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 368 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. Aan de voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Tevens wordt hij veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 240 uur, zo nodig te vervangen door 120 dagen hechtenis. Dit alles met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht.

The post Alleen werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontucht / misbruik kind appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/alleen-werkstraf-en-voorwaardelijke-gevangenisstraf-ontucht-misbruik-kind/feed/ 0
Sekuele relatie hulpverlener alleen toegestaan zonder afhankelijkheidspositie https://www.zedenadvocaat.nl/seksuele-relatie-hulpverlener-alleen-toegestaan-zonder-afhankelijkheidspositie/ https://www.zedenadvocaat.nl/seksuele-relatie-hulpverlener-alleen-toegestaan-zonder-afhankelijkheidspositie/#respond Sun, 17 Sep 2017 09:13:26 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1695 Een seksuele relatie tussen een hulpverlener en een patiënt is in beginsel niet toegestaan. Alleen wanneer er geen sprake is van een afhankelijkheidspositie, is een dergelijke relatie toegestaan. In casu ging het om een woon- werkbegeleider bij een Stichting die behandeling en zorg aan mensen biedt met een psychiatrische problematiek en aan mensen met een […]

The post Sekuele relatie hulpverlener alleen toegestaan zonder afhankelijkheidspositie appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Een seksuele relatie tussen een hulpverlener en een patiënt is in beginsel niet toegestaan. Alleen wanneer er geen sprake is van een afhankelijkheidspositie, is een dergelijke relatie toegestaan. In casu ging het om een woon- werkbegeleider bij een Stichting die behandeling en zorg aan mensen biedt met een psychiatrische problematiek en aan mensen met een verstandelijke beperking. Volgens de rechtbank was er in die relatie wel sprake van een afhankelijkheidspositie (Rechtbank Gelderland, 31 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4509).

Beoordelingskader relatie met hulpverlener

Vooropgesteld wordt dat met het bepaalde in artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht is beoogd strafrechtelijke bescherming te bieden tegen een seksuele benadering van de zijde van hulpverleners in de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg. Daarbij is uitgangspunt dat de strafbaarstelling in genoemde bepaling gelet op de strekking daarvan, geldt voor alle gevallen waarin tussen de betrokkenen een relatie als in deze wetsbepaling bedoeld, bestaat (vlg. HR 30 maart 1999, NJ 1999, 482). Deze bepaling beschermt de patiënt of cliënt onder meer tegen misbruik van het psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem heeft als gevolg van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem heeft gewonnen (vlg. HR 2 februari 2003, LJN AJ1188; HR 22 maart 2011, LJN BP2630).
Binnen een dergelijke relatie is “slechts dan geen sprake van ontucht plegen, wanneer die relatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest” (vlg. HR 18 februari 1997, NJ 1997, 485, r.o. 6.5.).

Advocaat: geen relatie patient-hulpverlener

De advocaatheeft de stelling ingenomen dat de verdachte niet direct in de maatschappelijk zorg werkzaam was en dat geen sprake was van een relatie patiënt-hulpverlener. Uit de aard van zijn werkzaamheden zou blijken dat deze geen rechtstreekse betrekking hebben op de persoon van de cliënten.

Rechtbank: wel afhankelijkheidspositie

De rechtbank vindt dat deze stelling wordt weersproken door de hierboven genoemde bewijsmiddelen. Daaruit blijkt immers dat verdachte werkt bij [stichting] . Dit is een therapeutische leef- en werkgemeenschap die behandeling en zorg aan mensen biedt met een psychiatrische problematiek en aan mensen met een verstandelijke beperking. Verdachte wist daarbij, ongeacht zijn feitelijke werkzaamheden, dat de cliënten die daar verblijven een complexe voorgeschiedenis hebben met als gevolg daarvan psychische problemen. Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven niet volledig op de hoogte te zijn geweest van de medische dossiers van aangeefsters, maar heeft tevens verklaard dat hij wel toegang had tot het zorgplan en ook wel wist welke problematiek er bij de aangeefsters speelde.
Verdachte was voor onbepaalde tijd in dienst als gediplomeerd woon –werkbegeleider en heeft vanuit die functie beide aangeefsters bij hun (dagelijkse) werkzaamheden begeleid en instructies gegeven. Daaruit volgt zowel een gezagsverhouding als enige mate van afhankelijkheid bij aangeefsters.
Op verdachte rustte aldus naar het oordeel van de rechtbank, ook als woon- werkbegeleider, een zorgplicht ten aanzien van aangeefsters, die zich aan de hulp van [stichting] hadden toevertrouwd. Verdachte moet voorts als professioneel Sociaal Pedagogisch Medewerker niveau 4 en werkbegeleider van beide aangeefsters, voldoende inzicht hebben gehad in hun problematiek om te beseffen dat onder de gegeven omstandigheden van een gelijkwaardige relatie geen sprake kon zijn. Onder deze omstandigheden zijn de seksuele handelingen van de verdachte naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de sociaal-ethische norm op dit terrein. Daarom zijn de handelingen ontuchtig van aard.
Samenvattend was tussen verdachte en aangeefsters sprake van een afhankelijkheidsrelatie, die kan worden gekwalificeerd als een relatie met een ontuchtig karakter die valt onder de werking van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. Van een uitzondering als bedoeld in HR NJ 1997, 485 is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

The post Sekuele relatie hulpverlener alleen toegestaan zonder afhankelijkheidspositie appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/seksuele-relatie-hulpverlener-alleen-toegestaan-zonder-afhankelijkheidspositie/feed/ 0
Rapport straffen bij ontucht – voor de strafmaatbepalende factoren https://www.zedenadvocaat.nl/rapport-straffen-bij-ontucht-voor-de-strafmaatbepalende-factoren/ https://www.zedenadvocaat.nl/rapport-straffen-bij-ontucht-voor-de-strafmaatbepalende-factoren/#respond Wed, 14 Sep 2016 16:10:03 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1467 Rechters moeten duidelijker uitleggen hoe ze tot een bepaalde straf zijn gekomen, zo stelt de rapporteur Mensenhandel in een uitgebracht onderzoeksrapport. Voor dit onderzoek is een steekproef genomen uit alle vonnissen uit 2012 en 2013 waarin een dader veroordeeld is voor fysiek kindermisbruik. De steekproef bestaat uit 182 veroordelingen. Het gaat hier om de volgende […]

The post Rapport straffen bij ontucht – voor de strafmaatbepalende factoren appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Rechters moeten duidelijker uitleggen hoe ze tot een bepaalde straf zijn gekomen, zo stelt de rapporteur Mensenhandel in een uitgebracht onderzoeksrapport. Voor dit onderzoek is een steekproef genomen uit alle vonnissen uit 2012 en 2013 waarin een dader veroordeeld is voor fysiek kindermisbruik. De steekproef bestaat uit 182 veroordelingen. Het gaat hier om de volgende wetsartikelen:

  • art. 244 Sr (seksueel binnendringen bij een kind beneden de 12 jaar),
  • art. 245 Sr (seksueel binnendringen bij een kind van 12 tot 16 jaar),
  • art. 247 Sr (ontucht met een kind beneden de 16 jaar),
  • art. 249 lid 1 (ontucht met een aan de zorg toevertrouwde minderjarige).

Van dit onderzoek is in februari 2016 ‘Ontucht voor de rechter. Deel 1: De zaken’ gepubliceerd. Hierin werd de aard van de ontuchtzaken beschreven.

Voor de rechtspraktijk is met name hoofdstuk 4 interessant, te weten de factoren die van belang zijn voor het bepalen van de strafsoort en strafmaat door rechters.

Factoren bij straffen ontucht

De grote variatie in strafmotiveringen als gevolg van de ruime beslisvrijheid maakt bestudering en onderlinge vergelijking van strafmotiveringen gecompliceerd, zo niet onmogelijk. Om tot een gestructureerde analyse te komen zijn de strafmotiveringen uit de 182 onderzochte vonnissen kwalitatief geanalyseerd op basis van door de rechter genoemde factoren. Elke factor die in een strafmotivering door de rechter is genoemd, is gelabeld zodat elke factor afzonderlijk geanalyseerd kon worden. Voor de indeling van de factoren is gekozen voor de indeling van Schuyt14, die strafmaatbeïnvloedende factoren indeelt in vijf verschillende categorieën, te weten:

  • De aard van het delict: de ‘wat’-vraag
  • De persoon van de dader: de ‘wie’-vraag
  • De wijze waarop het feit is begaan: de ‘hoe’-vraag
  • De gevolgen van het feit: de ‘effect’-vraag

De omstandigheden waaronder het feit is begaan: de ‘context’-vraag. De factoren vallend onder elk van de vijf categorieën worden in dit hoofdstuk in afzonderlijke paragrafen besproken. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan de wijze waarop de rechter elke factor heeft betrokken in de hoogte van de straf en in de strafmodaliteit. Uit dit hoofdstuk zal blijken dat uit de strafmotiveringen vaak niet goed kan worden opgemaakt of de factoren die de rechter in zijn strafmotivering noemt strafmaatbeïnvloedend zijn. Als in een strafmotivering bijvoorbeeld staat dat de rechtbank heeft acht geslagen op het blanco strafblad van de verdachte, is het niet duidelijk of deze factor invloed heeft op de straf. Noemt de rechter dit blanco strafblad om daarmee aan te geven dat de dader om die reden een lagere straf krijgt? Zo ja, hoeveel lager is de straf vanwege dit blanco strafblad? Of moet deze factor zo worden geïnterpreteerd dat een blanco strafblad het uitgangspunt is bij de strafoplegging, en dat alleen in het geval er sprake is van een (relevant) strafblad de straf omhoog gaat?
Wanneer wel uit de bewoordingen van de rechter in de strafmotivering kan worden afgeleid dat een bepaalde factor strafverhogend of –verlagend is, is bovendien vaak niet duidelijk hoe groot de invloed van die factor is op de straf. Wanneer de rechter in zijn strafmotivering bijvoorbeeld oordeelt dat hij in het nadeel van verdachte rekening houdt met diens negatieve proceshouding, en hem vervolgens zes maanden gevangenisstraf oplegt, is niet duidelijk wat de invloed van de negatieve proceshouding op de straf is geweest. Had hij met een positiever houding vier maanden gekregen? Of drie? Of had hij in dat geval een deels voorwaardelijke straf, of bijvoorbeeld een taakstraf gekregen? De invloed van een bepaalde factor op de strafmodaliteit en strafhoogte is zeer zelden uit de strafmotivering op te maken.

Rapport straffen voor ontucht (zie met name hoofdstuk 4)

The post Rapport straffen bij ontucht – voor de strafmaatbepalende factoren appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/rapport-straffen-bij-ontucht-voor-de-strafmaatbepalende-factoren/feed/ 0
Ontucht via de webcam https://www.zedenadvocaat.nl/ontucht-via-de-webcam/ https://www.zedenadvocaat.nl/ontucht-via-de-webcam/#respond Wed, 09 Mar 2016 05:51:51 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1378 De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 november 2004 (LJN AQ0950) geoordeeld dat van ontucht onder omstandigheden ook sprake kan zijn, wanneer er geen lichamelijke aanraking tussen de verdachte en de minderjarige heeft plaatsgevonden. Een rol daarbij speelt of er relevante interactie is geweest tussen verdachte en die minderjarige. Dit oordeel heeft de Hoge […]

The post Ontucht via de webcam appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 november 2004 (LJN AQ0950) geoordeeld dat van ontucht onder omstandigheden ook sprake kan zijn, wanneer er geen lichamelijke aanraking tussen de verdachte en de minderjarige heeft plaatsgevonden. Een rol daarbij speelt of er relevante interactie is geweest tussen verdachte en die minderjarige. Dit oordeel heeft de Hoge Raad bevestigd bij arrest van 22 maart 2011 (LJN BP1379). De bewijsmiddelen moeten dan dus wel blijk geven van relevante interactie tussen de verdachte en de minderjarige. De vraag doet zich voor welke eisen worden gesteld aan die relevante interactie.

Naar het oordeel van de rechtbank doet laatstbedoelde situatie zich voor bij het contact tussen verdachte en [slachtoffer 1]. Bij de ontuchtige handelingen, waarbij verdachte niet lijfelijk aanwezig was, maar die plaatsvonden voor de webcam, heeft er volop interactie plaats gevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1], waarbij verdachte de strikte regie over de uit te voeren ontuchtige handelingen had. Verdachte gaf [slachtoffer 1] opdrachten als “pak een tandenborstel of iets dikkers” en ,,maak de tandenborstel nat en je kontgaatje ff helemaal erin”. [slachtoffer 1] voldeed aan deze opdrachten en vervolgens vonden de in de tenlastelegging genoemde handelingen plaats. De rechtbank acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het meermalen plegen daarvan, nu zij niet heeft kunnen vaststellen dat deze feiten in de ten laste gelegde periode meermalen hebben plaats gevonden.


In het verlengde hiervan is relevant een uitspraak van de rechtbank uit 2014 (ECLI:NL:RBNNE:2014:3199) waaruit volgt dat ‘ook via de webcam [..] ontucht [kan] worden gepleegd met een ander persoon. Dat er geen lijfelijk contact is doet hieraan niet af, mits er sprake is van relevante interactie tussen de personen die zich aan weerskanten van de internetverbinding bevinden. Van een dergelijke interactie zou geen sprake zijn indien verdachte zich had beperkt tot het (mee)kijken naar seksuele handelingen die de meisjes bij zichzelf verrichtten. Echter de rechtbank is van oordeel dat verdachtes rol (veel) verder ging. Hij was juist degene die het initiatief nam en die de meisjes aanzette tot het verrichten van seksuele handelingen en daartoe (soms vergaande en gedetailleerde) instructies gaf.
Hieruit valt op te maken dat de relevante interactie, waarvan sprake dient te zijn indien de ontuchtige handelingen plaatsvinden zonder dat sprake is van lichamelijke aanraking, kan worden opgemaakt uit het feit dat verdachte het initiatief tot het (webcam)contact heeft genomen, het slachtoffer heeft aangezet tot het verrichten van sekuele handelingen en daartoe instructies geeft. In de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 29-11-2011 (ECLI:NL:RBHAA:2011:BV0020) spreekt men in het kader van ‘aanzetten’ over ‘het slachtoffer bewegen tot’ het plegen van ontuchtige handelingen, waarbij (in het kader van de instructies) verdachte de strikte regie over de uit te voeren ontuchtige handelingen had. Deze strikte regie bestond in deze uit het geven van concrete opdrachten als; ‘pak een tandenborstel of iets dikkers’ en ‘maak de tandenborstel nat en je kontgaatje ff helemaal erin’. Het slachtoffer voldeed vervolgens aan deze opdrachten.

The post Ontucht via de webcam appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/ontucht-via-de-webcam/feed/ 0
Bescherming kinderen bij ontucht https://www.zedenadvocaat.nl/bescherming-kinderen-bij-ontucht/ https://www.zedenadvocaat.nl/bescherming-kinderen-bij-ontucht/#respond Wed, 20 Jan 2016 13:02:39 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1287 Jongeren tussen de twaalf en achttien jaar worden volgens de Nederlandse wet strafrechtelijk beschermd tegen seksueel contact dat vrijwillig tot stand kan zijn gekomen. Voor jongeren die zonder dwang seksueel worden benaderd en/of zelf seksuele toenadering zoeken, geldt dat ze weliswaar worden beschermd tegen dat contact, maar tegelijkertijd een seksueel actieve rol kunnen hebben gespeeld. […]

The post Bescherming kinderen bij ontucht appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Jongeren tussen de twaalf en achttien jaar worden volgens de Nederlandse wet strafrechtelijk beschermd tegen seksueel contact dat vrijwillig tot stand kan zijn gekomen. Voor jongeren die zonder dwang seksueel worden benaderd en/of zelf seksuele toenadering zoeken, geldt dat ze weliswaar worden beschermd tegen dat contact, maar tegelijkertijd een seksueel actieve rol kunnen hebben gespeeld. Dit artikel staat stil bij de wijze waarop ontuchtplegers seksueel contact leggen en hoe dergelijke contacten met jongeren zich gegeven de faciliterende rol van het slachtoffer kunnen voordoen. Met een politiële/justitiële bril zal worden gekeken naar de taxatie van zulke seksuele voorvallen. De richtinggevende vraag is hoe in de opsporing en vervolging gestalte wordt gegeven aan de bescherming van de jongere én aan de rechtsbescherming van de dader.

De strafrechtelijke bescherming van jongeren tegen seksuele contactlegging

N.B. Het artikel is geplaatst in Tijdschrift voor veiligheid, een blad voor de politie.

The post Bescherming kinderen bij ontucht appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/bescherming-kinderen-bij-ontucht/feed/ 0
Ontucht met stagiaire valt onder bereik art. 249 Sr. https://www.zedenadvocaat.nl/ontucht-met-stagiaire-art-249-sr/ https://www.zedenadvocaat.nl/ontucht-met-stagiaire-art-249-sr/#respond Thu, 08 Oct 2015 14:23:04 +0000 https://www.zedenadvocaat.nl/?p=1228 Het verrichten van ontuchtige handelingen met een stagiaire valt onder het bereik van de strafbaarstelling van artikel 249 Sr. Dit heeft de Hoge Raad bepaald in zijn arrest van 11 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2033. Het ging in die zaak om een minderjarige MEAO-stagiaire die werd begeleid door de verdachte, die veel ouder was. De hof oordeelde in die zaak: “Het Hof […]

The post Ontucht met stagiaire valt onder bereik art. 249 Sr. appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
Het verrichten van ontuchtige handelingen met een stagiaire valt onder het bereik van de strafbaarstelling van artikel 249 Sr. Dit heeft de Hoge Raad bepaald in zijn arrest van 11 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2033. Het ging in die zaak om een minderjarige MEAO-stagiaire die werd begeleid door de verdachte, die veel ouder was. De hof oordeelde in die zaak:

“Het Hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat het begeleiden van een stagiaire valt onder “opleiding”, namelijk in het kader van een opleiding onder zijn begeleiding doen kennismaken met door de begeleider verrichte werkzaamheden.”
3.5. De in art. 249, eerste lid, Sr opgenomen opsomming van door hun hoedanigheid ten opzichte van de dader aangeduide minderjarigen, met wie het plegen van ontucht in deze bepaling strafbaar wordt gesteld, wordt hierdoor gekenmerkt dat die hoedanigheid telkens een min of meer grote mate van afhankelijkheid van de dader meebrengt, en dat de dader daaraan een zeker overwicht tegenover die minderjarigen kan ontlenen. De strekking van evengenoemde bepaling is dan ook bescherming te verlenen aan minderjarigen die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader kunnen bieden dan anderen (HR 26 juni 1990, NJ 1991, 95). Of van een hoedanigheid als hier bedoeld sprake is, hangt af van alle omstandigheden van het geval.

3.6. Blijkens de motivering van de bewezenverklaring heeft het Hof vastgesteld dat het 17-jarige slachtoffer in het kader van haar (MEAO)opleiding gedurende een aantal maanden stage liep op verschillende afdelingen van een ziekenhuis. Daartoe behoorde gedurende een aantal dagen ook de afdeling “afval”, alwaar de 48-jarige verdachte werkzaam was. Het slachtoffer liep in het kader van die stage met hem mee en zij kreeg van hem uitleg. In die dagen heeft de verdachte de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen met haar gepleegd.”

De Hoge Raad was het met het hof eens en overwoog:
“Het Hof heeft daaruit kennelijk en niet onbegrijpelijk afgeleid dat het minderjarige slachtoffer gedurende die dagen onder de hoede en begeleiding van de verdachte stond waardoor zij – mede omdat het welslagen van ook dit onderdeel van haar stage voor het voltooien van haar opleiding van belang zou kunnen zijn – zich tegenover de veel oudere verdachte in een afhankelijke positie heeft bevonden en zij onvoldoende weerstand heeft kunnen bieden aan diens, aan die afhankelijkheid ontleende, overwicht op haar. Zulks in aanmerking genomen geeft het oordeel dat het slachtoffer aan de opleiding van de verdachte was toevertrouwd in de betekenis die daaraan in art. 249, eerste lid, Sr toekomt geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.”

De Hoge Raad volgde daarmee de conclusie van de A-G mr. Machielse die tot eenzelfde advies kwam. Belangrijk zijn de algemene overwegingen van de A-G die aan dit adres ten grondslag lagen. Volgens de A-G moet de term ’toevertrouwd zijn’in artikel 249 Sr. niet te strikt worden geïnterpreteerd. Het gaat om de feitelijke verhoudingen tussen partijen:

“In art. 249 Sr heeft de wetgever aan bepaalde kwetsbare personen een bijzondere bescherming willen bieden. De sleutelwoorden in dit verband zijn ‘overwicht’ en ‘afhankelijkheid’.(3) Zij die een in art. 249, eerste lid Sr genoemde kwaliteit of positie bezitten, hebben een bepaalde zorgplicht. Een schending van die plicht betekent een schending van de basisveiligheid van de aan de dader toevertrouwde minderjarige(4). De Hoge Raad heeft de kern en strekking van art. 249, eerste lid Sr als volgt weergegeven:
“De in art. 249, eerste lid Sr opgenomen opsomming van door hun hoedanigheid ten opzichte van de dader aangeduide minderjarigen, met wie het plegen van ontucht in deze bepaling strafbaar wordt gesteld, wordt hierdoor gekenmerkt dat die hoedanigheid telkens een min of meer grote mate van afhankelijkheid van de dader meebrengt, en dat de dader daaraan een zeker overwicht tegenover die minderjarigen kan ontlenen. De strekking van evengenoemde bepaling is dan ook bescherming te verlenen aan minderjarigen, die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader kunnen bieden dan anderen”(5).
In dat licht dient de vraag beantwoord te worden of sprake is van ‘aan opleiding toevertrouwd’.
3.4 Met betrekking tot het ’toevertrouwd zijn’ het volgende. Dit ’toevertrouwd zijn’ dient mijns inziens vanuit het perspectief van ‘kwetsbaarheid’ en ‘afhankelijkheid’ van het slachtoffer beschouwd te worden. Deze kenmerken kunnen gebaseerd zijn op een geformaliseerde juridische relatie, maar de bescherming van de minderjarige zou tekortschieten als niet ook rekening zou worden gehouden met situaties waarin er wel een feitelijk toevertrouwen zou zijn zonder dat een welomlijnd juridisch kader daarvoor bestaat. Ook in dat kader kan op de dader een zorgplicht rusten. Dit brengt met zich dat het er niet toe doet, of de ouders of wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige, de minderjarige wel aan déze dader hebben toevertrouwd. De feitelijke zorgplicht kan voorts ook tijdelijk of gedeeltelijk zijn overgedragen(6). Of het ’toevertrouwd zijn’ vanuit het slachtoffer gezien op vrijwillige basis is ontstaan, doet – anders dan het middel veronderstelt – evenmin ter zake. In die zin kan een minderjarige onder omstandigheden ook zichzelf aan de zorg, waakzaamheid of opleiding van een meerderjarige toevertrouwen in de zin van art. 249, eerste lid Sr. Van een ’toevertrouwd zijn’ is niet slechts sprake wanneer op de betrokkene (de dader) ingevolge een daartoe strekkende hoedanigheid of kwaliteit een eigen zorgplicht rust of op hem een (feitelijke of juridische) zorgplicht geheel is overgedragen(7). Het ’toevertrouwd zijn’ dient dus niet al te strikt te worden geïnterpreteerd. Op grond van feitelijke verhoudingen kan hiervan namelijk al snel sprake zijn.”

The post Ontucht met stagiaire valt onder bereik art. 249 Sr. appeared first on Zedenadvocaat.

]]>
https://www.zedenadvocaat.nl/ontucht-met-stagiaire-art-249-sr/feed/ 0