Alcoholgebruik leidt niet per definitie tot verminderd bewustzijn

Geplaatst op: 30 januari 2024

Als een aangever / aangeefster alcohol heeft gebruikt, leidt dat niet per definitie tot de vaststelling dat die persoon ook in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Kernvragen zijn steeds:

  • Of een aangeefster door het alcoholgebruik sprake was van een verminderd bewustzijn
  • of zij daardoor ook niet of onvoldoende in staat was om haar wil kenbaar te maken
  • en of de verdachte bekend was met dat verminderde bewustzijn.

In een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1976 speelde deze vragen ook. Het bewijs strandde al bij de eerste vraag. Enkel op basis van het alcoholgebruik kon niet worden vastgesteld dat er sprake was van een verminderd bewustzijn.

Lees meer >


Geen staat van verminderd bewustzijn, ondanks alcohol en drugs

Geplaatst op: 03 februari 2019

In de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 oktober 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4063 ging het om een slachtoffer dat weliswaar alcohol en drugs op had maar volgens de rechtbank was het niet zo dat zij daardoor onvoldoende in staat was om haar wil te bepalen. De rechtbank acht niet bewezen dat aangeefster, die weliswaar onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde dat zij in onvoldoende mate haar wil kon bepalen omtrent het verrichten en dulden van seksuele handelingen of dat zij geen weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte en de medeverdachten.

Er waren een aantal omstandigheden hierbij bepalend:

  • Onduidelijk is hoeveel alcohol er genuttigd is; geen objectief bewijs in de vorm van uitslagen van adem- of bloedonderzoek naar alcohol- en speedgebruik
  • Uit beelden en getuigenverklaringen volgt dat aangeefster uitdagend gedrag vertoonde
  • Bij sluitingstijd gaf ze duidelijk aan niet mee te willen met haar vriendin
  • Op beelden is te zien hoe aangeefster zelfstandig achter een van de verdachten aanloopt (ze was in staat om zelfstandig, doelgericht en in een rechte lijn en in normaal tempo te lopen)
  • Ander concreet, de aangifte ondersteunend bewijs voor het bestaan van een toestand van verminderd bewustzijn ontbreekt

Lees meer >


Zwaar lichamelijk beperkt en in rolstoel betekent nog niet lichamelijke onmacht

Geplaatst op: 25 maart 2018

Dat iemand zwaar lichamelijk beperkt is en in een rolstoel zit, betekent nog niet dat er sprake is van een toestand van lichamelijke onmacht in de zin van de wet. Het hebben van seks of het verrichten van seksuele handelingen met iemand in een rolstoel zit, is dus niet zonder meer strafbaar. Dit volgt ook uit de uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant, van 6 december 2017, NBSTRAF 2018/57.

Lees meer >


Seksuele misleiding niet strafbaar

Geplaatst op: 27 augustus 2017

Wat buiten de sfeer van art. 243 en 247 Sr valt, zijn gevallen van zogenoemde seksuele misleiding en gevallen waarin de beperking van de bewegingsvrijheid direct van buitenaf plaatsvindt. Wat de seksuele
misleiding betreft is relevant dat bij de Partiële herziening zedelijkheidswetgeving in het conceptwetsvoorstel een bepaling tegen seksuele misleiding was opgenomen, maar deze uit het voorstel is verwijderd na kritiek van de geraadpleegde adviesorganen (Gevreesd werd voor een te ruime toepassing. Zie Kamerstukken II 2001/02, 27 745, nr. 3, p. 2 en 7‐9).

Lees meer >


Laag IQ en art 243 Sr. – niet blijkt dat aangeefster onvoldoende haar wil kon bepalen

Geplaatst op: 11 juni 2016

De rechtbank spreekt verdachte vrij van 243 Sr, omdat niet kan worden vastgesteld dat het vermeende slachtoffer haar wil niet kon bepalen, kenbaar maken of weerstand kon bieden. Enkel het feit dat aangeefster een laag IQ heeft, is hiervoor onvoldoende en in het dossier worden zelfs aanwijzingen aangetroffen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij goed wist wat ze wilde en deed (Rb Rotterdam, 11 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9236).

Lees meer >


Zekere mate van dronkenschap onvoldoende voor ‘verminderd bewustzijn’

Geplaatst op: 10 juni 2016

Een minderjarige wordt verdacht van het samen met anderen verrichten van seksuele handelingen, met iemand die op dat moment in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Het meisje verkeerde in een staat van dronkenschap, maar volgens de rechtbank kon niet worden vastgesteld dat dit ook in zodanige mate was dat er sprake was van ‘verminderd bewustzijn’ (Rb Midden-Nederland, 22 maart 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:1469).

Lees meer >


Memorie van Toelichting bij toestand van verminderd bewustzijn

Geplaatst op: 04 februari 2016

Volgens vaste jurisprudentie is sprake van dwang indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer het seksuele binnendringen tegen haar of zijn wil heeft ondergaan (HR 29 november 1994, NJ 1995, 201, HR 24 maart 1998, NJ 534, en HR 3 november 1998, NJ 1999, 125).

Seksueel binnendringen omvat ieder binnendringen (genitaal, oraal en anaal) en ook het binnengedrongen houden (HR 22 februari 1994, NJ 379, en HR 3 november 1998, NJ 1999, 125).
(..)
Gelet op de aldus door de wetgever beoogde reikwijdte van artikel 242 Sr. kan de toepasselijkheid van die bepaling dan ook niet afhankelijk worden gesteld van de wijze waarop het lichaam is binnengedrongen en de aard en de ernst daarvan, nog daargelaten dat een dergelijke differentiatie op gespannen voet zou staan met de eisen die vanuit een oogpunt van rechtszekerheid aan de afgrenzing van de desbetreffende strafbepaling moeten worden gesteld (HR 21 april 1998, NJ 781). De subjectieve beleving van de dader onderscheidenlijk van het slachtoffer kan van belang zijn voor de vraag of er sprake is geweest van seksueel binnendringen, doch is hiervoor niet beslissend in die zin dat van verkrachting geen sprake zou kunnen zijn indien de dader niet bij (door) de desbetreffende handeling(en) bepaalde seksuele gevoelens heeft ondervonden onderscheidenlijk het slachtoffer die handelingen niet als seksueel heeft ervaren (HR 2 mei 1995, NJ 583).

De zaak van de verkrachting van een slapende vrouw die heeft geleid tot de uitspraak van de Hoge Raad van 24 maart 1998, betrof een uitzonderlijke casus, omdat het slachtoffer in een toestand van halfslaap misleid werd omtrent de identiteit van degene die met haar gemeenschap wenste en daardoor deze gemeenschap toeliet. Zij werd niet gedwongen en zij was niet onmachtig. Zij werd misleid in een toestand van verminderde bewustzijnstoestand.

Ik meen dat deze zaak een kleine leemte aan het licht heeft gebracht die door de wetgever moet worden opgevuld. Dat zou kunnen langs twee verschillende lijnen.

Lees meer >


Niet snel wilsonbekwaam bij alcohol

Geplaatst op: 23 januari 2016

Wanneer een aangeefster onder invloed van alcohol was en later verklaart de seksuele handelingen niet te hebben gewild, vindt er vaak vervolging plaats op grond van artikel 243 Sr. Vereist hierdoor is echter dat de aangeefster zodanig onder invloed van alcohol was dat zij hierdoor niet meer haar wil kon bepalen; zij moet door de alcohol wilsonbekwaam worden geacht. Hieraan is niet snel voldaan, zo zien we in de jurisprudentie.

Lees meer >


Verkrachting tijdens slaap; verklaringen tegenstrijdig

Geplaatst op: 23 januari 2016

De aangeefster in deze zaak verklaarde dat zij na de viering van oud en nieuw was gaan slapen en dat toen zij wakker werd er achter kwam dat iemand seks met haar had gehad. Haar verklaring is echter niet steeds hetzelfde. Ze is niet consequent in haar verklaringen en ook de verklaringen van getuigen doen de rechtbank twijfelen. Er zitten al met al veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in het dossier. Aangeefster had (met oud en nieuw) veel alcohol gedronken, maar onduidelijk was of dit zoveel was dat zij hierdoor niet in staat was haar wil kenbaar te maken. De verdachte verklaarde dat zij inderdaad seks met elkaar hebben gehad en dat aangeefster dit zelf ook wilde. De rechtbank komt daarop tot een vrijspraak (Rb Midden-Nederland, 15 juli 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5637)/

Lees meer >


Laag IQ en borderline persoonlijkheidsstoornis onvoldoende voor wilsonbekwaam

Geplaatst op: 23 januari 2016

Voor een veroordeling op grond van artikel 243 en 247 Sr is, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat vast komt te staan dat het slachtoffer aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat zij daardoor niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Hiervoor is vereist dat degene tot wie de seksuele handeling is gericht, een psychische stoornis heeft die te kwalificeren valt als een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Voorts is een oorzakelijk verband vereist tussen die stoornis en het onvermogen van deze persoon om haar wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden omtrent de seksuele handeling. De hier vereiste psychische stoornis moet wel van zodanige aard en ernst zijn, dat zij de wilsbepaling, de wilsuiting en het weerstandvermogen van het slachtoffer ten aanzien van de seksuele handeling in zeer ernstige mate frustreert. Degene die, ondanks de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis wel in staat is te bepalen of hij of zij de seksuele handelingen wenst, behoeft dan ook (de rechtbank voegt toe: in strafrechtelijke zin) geen bescherming. Hiermee wordt voorkomen dat psychisch gehandicapten geheel seksueel onaantastbaar worden, zodat in het artikel een evenwichtige afweging is gemaakt tussen het vrijheidsbeginsel en het beschermingsbeginsel van deze personen.

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden